ECLI:NL:CRVB:2004:AO7359
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.H.M. Roelofs
- A.B.J. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellant, die zijn inlichtingenplicht zou hebben geschonden door verzwegen inkomsten uit arbeid. Appellant ontving vanaf 1 mei 1990 een uitkering op basis van de Algemene Bijstandswet (ABW). In 1999 heeft het College van burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten om het recht op uitkering van appellant over een bepaalde periode te herzien en de kosten van bijstand terug te vorderen. Dit besluit werd door de rechtbank Amsterdam in 2001 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, stellende dat hij geen werkzaamheden had verricht en geen inkomsten had genoten. Hij voerde aan dat hij slachtoffer was van praktijken van een derde partij die hem had benaderd om een telemarketingbedrijf op te zetten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad concludeert dat appellant zich in de periode van 29 november 1994 tot en met 10 mei 1995 als directeur van een eenmanszaak had geregistreerd en dat hij inkomsten had verworven, welke hij niet had gemeld aan de sociale dienst. De Raad oordeelt dat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, wat de basis vormt voor de terugvordering van de bijstandsuitkering. De Raad heeft geen dringende redenen gevonden om van terugvordering af te zien, ondanks de stelling van appellant dat hij slachtoffer was van de praktijken van een derde. De rechtbank had terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, en de Centrale Raad bevestigt de eerdere uitspraak.