ECLI:NL:CRVB:2004:AO6580

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/3201 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanvraag borg krediet onder de Algemene bijstandswet

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 mei 2002, waarin zijn aanvraag om borg te staan voor een krediet van de Gemeentelijke Kredietbank Breda werd afgewezen. De gemeente Dordrecht, vertegenwoordigd door mr. A. Kleijn, heeft in een verweerschrift de afwijzing van de aanvraag verdedigd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 28 januari 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was.

De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag van appellant op 9 maart 2000 door de gemeente is afgewezen, omdat appellant zijn woonplaats niet in Dordrecht zou hebben. Het bestreden besluit van 21 december 2000, waarin het bezwaar van appellant ongegrond werd verklaard, werd door de rechtbank bevestigd. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat hij recht heeft op bijstand, maar de Raad oordeelt dat de woonplaats van appellant, zoals bedoeld in de Algemene bijstandswet, moet worden vastgesteld aan de hand van de feitelijke omstandigheden.

De Raad concludeert dat appellant sinds 9 juli 1998 permanent verblijf heeft gehouden op een camping in de gemeente [B.], en dat zijn adres in Dordrecht slechts een postadres betreft. Gezien deze feiten heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het bestreden besluit in stand blijft. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

02/3201 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], thans wonende te [woonplaats] appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op de bij het beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 mei 2002, reg.nr. AWB 01/152, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is, gevoegd met het geding met het reg.nr. 02/2962 NABW, behandeld ter zitting van 28 januari 2004, waar appellant in persoon is verschenen en gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. A. Kleijn, werkzaam bij de gemeente Dordrecht.
Na de sluiting van het onderzoek heeft de Raad de gevoegde gedingen gesplitst.
II. MOTIVERING
Bij primair besluit van 9 maart 2000 heeft gedaagde de aanvraag van appellant om, ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw), borg te staan voor een krediet van ƒ 1840,-- van de Gemeentelijke Kredietbank Breda afgewezen op de grond dat appellant zijn woonplaats niet in de gemeente Dordrecht heeft.
Bij het bestreden besluit van 21 december 2000 heeft gedaagde het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 63, eerste lid, van de Abw bestaat recht op bijstand jegens burgemeester en wethouders van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in Titel 3 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek. De vraag waar iemand woonplaats heeft als bedoeld in deze bepalingen dient volgens vaste rechtspraak van de Raad te worden beantwoord aan de hand van de feitelijke omstandigheden.
Door appellant wordt niet betwist dat hij op 9 juli 1998 permanent verblijf is gaan houden op camping "[naam camping]" in de gemeente [B.] en dat het indertijd door hem opgegeven adres te Dordrecht aan de [adres] een postadres betreft.
Nu aan de hand van de feitelijke omstandigheden kan worden vastgesteld dat appellant ten tijde in geding verblijf hield in de gemeente [B.] (in welke gemeente hij sinds 9 juli 1998 een bijstandsuitkering ontving), heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het bestreden besluit in rechte standhoudt. Hetgeen appellant in hoger beroep overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen aanspraak.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons als voorzitter en mr. J.G. Treffers en mr. M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2004.
(get.) Th.G.M. Simons
(get.) I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg