E N K E L V O U D I G E K A M E R
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellante], wonende te Turkije, appellante,
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
H. Günay, wonende te 's-Gravenhage, heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 9 juli 2003 (reg.nr. AWB 02/2891 ANW) tussen partijen gegeven uitspraak.
Deze uitspraak is op 9 juli 2003 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 14 november 2003 per fax ter griffie ontvangen.
Volgens artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Uitgaande van de in rubriek I vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Bij schrijven van 2 december 2003 is aan de gemachtigde van appellante gevraagd naar de reden van deze termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellante heeft daarop bij brief van 22 december 2003 geantwoord dat de aangevallen uitspraak door de rechtbank bij brief van 1 oktober 2003 is toegezonden en zij is van mening dat de beroepstermijn duurt tot zes weken na deze datum.
De Raad stelt vast dat de aangevallen uitspraak bij aangetekende brief van 9 juli 2003 is verzonden aan de toenmalige gemachtigde van appellante mr. J.M. Karstens. Op 7 augustus 2003 is de uitspraak door de rechtbank retour ontvangen met de mededeling "niet afgehaald". Bij faxbericht van 1 augustus 2003 heeft mr. J.M. Karstens om toezending van de uitspraak verzocht omdat deze naar zijn vorig kantooradres te Bussum zou zijn gezonden. Op 1 oktober 2003 heeft de rechtbank de uitspraak per fax en gewone post aan het juiste adres van mr. J.M. Karstens toegezonden.
Daargelaten of voor de vaststelling van de beroepstermijn moet worden uitgegaan van de verzending van de aangevallen uitspraak op 1 oktober 2003, stelt de Raad vast dat in dat geval de termijn voor het instellen van hoger beroep zou zijn aangevangen op 2 oktober 2003 en derhalve op 12 november 2003 zou zijn geëindigd.
Nu gemachtigde van appellante eerst bij faxbericht van 14 november 2003 hoger beroep heeft ingesteld, heeft zij ook uitgaande van deze beroepstermijn de termijn overschreden.
De Raad is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante bij deze overschrijding van de beroepstermijn niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
De Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.M. van der Kade in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2004.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.