ECLI:NL:CRVB:2004:AO5899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van teveel uitgekeerde BWOO-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin haar beroep tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de terugvordering van een bedrag van € 3.945,36 dat onverschuldigd aan appellante was uitgekeerd in het kader van de BWOO-uitkering. De rechtbank oordeelde dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij teveel uitkering ontving, en dat de Minister bevoegd was om dit bedrag terug te vorderen binnen de daarvoor gestelde termijn van twee jaar.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 3 maart 2004 behandeld. Tijdens de zitting op 21 januari 2004 zijn partijen niet verschenen, maar de Raad heeft de zaak desondanks behandeld. Appellante heeft haar eerdere gronden herhaald en toegelicht, terwijl de Minister zich achter het oordeel van de rechtbank heeft geschaard. De Raad heeft de argumenten van appellante tegen de hoogte van het teruggevorderde bedrag als onvoldoende weerlegd beschouwd.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De Raad is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de terugvordering rechtmatig was en dat de Minister op correcte wijze gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid. De omstandigheden dat de uitkeringen niet of slechts gedeeltelijk aan appellante zijn uitbetaald, maar zijn verrekend met een eerdere schuld, veranderen niets aan de rechtmatigheid van de terugvordering.