ECLI:NL:CRVB:2004:AO5504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor opleiding
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin zijn aanvraag voor bijzondere bijstand ter aflossing van een schuld aan Scheidegger Opleidingen B.V. werd afgewezen. De rechtbank had eerder op 16 juni 2003 het beroep ongegrond verklaard, waarna appellant op 16 januari 2004 de gronden van zijn hoger beroep nader toelichtte. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 januari 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was, maar de gedaagde partij, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, niet vertegenwoordigd was.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant ten tijde van het ontstaan van de schuld bij Scheidegger Opleidingen een bijstandsuitkering ontving, wat betekent dat hij over de middelen beschikte om in zijn noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. Volgens artikel 15, eerste lid, van de Algemene bijstandswet (Abw) komt iemand die bijstand vraagt voor de aflossing van een schuldenlast, en die over middelen beschikt, niet in aanmerking voor bijstandsverlening. De Raad heeft de argumenten van appellant niet als zeer dringende redenen beschouwd die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de gronden van appellant niet voldoende waren om de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand te herzien. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.