ECLI:NL:CRVB:2004:AO5501
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.W.P. van der Hoeven
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2004 uitspraak gedaan over het verzet van opposante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep. Opposante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.P. Lobato, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 februari 2003. De Raad had het hoger beroep op 11 juli 2003 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan. Opposante heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, stellende dat zij door administratieve tekortkomingen van haar advocatenkantoor niet tijdig op de hoogte was gesteld van de betalingsverplichting.
De Raad heeft in zijn motivering verwezen naar artikel 22 van de Beroepswet, waarin is bepaald dat indien het griffierecht niet tijdig is voldaan, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat de indiener niet in verzuim is geweest. De gemachtigde van opposante heeft aangevoerd dat de vertraging te wijten was aan onvoorziene administratieve problemen, maar de Raad oordeelde dat de gevolgen van de nalatigheid van de gemachtigde voor rekening van opposante komen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om de proceskosten te compenseren.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraak van 11 juli 2003 in stand blijft. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheden van de gemachtigde niet mogen leiden tot onterecht voordeel voor de opposante, en dat de procesregels strikt nageleefd dienen te worden.