ECLI:NL:CRVB:2004:AO5501

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1754 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2004 uitspraak gedaan over het verzet van opposante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep. Opposante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.P. Lobato, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 februari 2003. De Raad had het hoger beroep op 11 juli 2003 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan. Opposante heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, stellende dat zij door administratieve tekortkomingen van haar advocatenkantoor niet tijdig op de hoogte was gesteld van de betalingsverplichting.

De Raad heeft in zijn motivering verwezen naar artikel 22 van de Beroepswet, waarin is bepaald dat indien het griffierecht niet tijdig is voldaan, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat de indiener niet in verzuim is geweest. De gemachtigde van opposante heeft aangevoerd dat de vertraging te wijten was aan onvoorziene administratieve problemen, maar de Raad oordeelde dat de gevolgen van de nalatigheid van de gemachtigde voor rekening van opposante komen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om de proceskosten te compenseren.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard, waarmee de eerdere uitspraak van 11 juli 2003 in stand blijft. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheden van de gemachtigde niet mogen leiden tot onterecht voordeel voor de opposante, en dat de procesregels strikt nageleefd dienen te worden.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/1754 AKW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], opposante,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens opposante heeft mr. D.P. Lobato, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank 's-Gravenhage op 17 februari 2003 (reg.nr. AWB 02/3284 AKW en 02/108 AKW) tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 11 juli 2003 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposante het griffierecht niet tijdig heeft voldaan en op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposante niet in verzuim is geweest.
Tegen deze uitspraak is verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 14 januari 2003, waar opposante met haar gemachtigde
mr. M.A. Jubitana is verschenen en geopposeerde -met voorafgaand bericht- niet is verschenen.
II. MOTIVERING
Ingevolge artikel 22, tweede lid, onder a, van de Beroepswet (Bw) is de indiener van een beroepschrift een griffierecht verschuldigd van € 87,-.
De gemachtigde van opposante is op de verschuldigdheid daarvan door de griffier gewezen bij brieven van 17 april 2003 en 8 mei 2003. Bij laatstgenoemde aangetekend verzonden brief is de gemachtigde van opposante meegedeeld dat het verschuldigde recht binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie te zijn gestort en dat bij overschrijding van de genoemde termijn ermee rekening moet worden gehouden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het griffierecht is op 13 juni 2003, derhalve na ommekomst van de hiervoor gestelde termijn, op de rekening van de Raad bijgeschreven.
Gelet op het bepaalde in artikel 22, vierde lid, van de Bw wordt, indien het griffierecht niet tijdig is bijgeschreven of gestort, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest.
In het verzetschrift en ter zitting is door de gemachtigde van opposante aangevoerd dat door onvoorziene tijdelijke administratieve tekortkomingen aan de zijde van zijn advocatenkantoor opposante niet tijdig op de hoogte is gesteld van het betalen van het griffierecht. Mr. Jubitana is van mening dat opposante hiervan niet de dupe mag worden.
De Raad is van oordeel dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht is geschied en verwijst daartoe in de eerste plaats naar de inhoud van de brieven van 17 april 2003 en 8 mei 2003. In hetgeen door de gemachtigde van opposante is aangevoerd, is naar het oordeel van de Raad geen grond gelegen voor het oordeel dat opposante terzake van het verzuim redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. De Raad overweegt daartoe dat volgens zijn vaste rechtspraak de gevolgen van processuele handelingen, waaronder tevens te verstaan een nalaten, van een gemachtigde in het algemeen voor rekening dienen te blijven van degene die zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd.
De Raad heeft geen aanknopingspunten om daar in het onderhavige geval anders over te oordelen.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Awb ongegrond te worden verklaard. Gelet op artikel 8:55, zesde lid, van de Awb blijft de uitspraak van de Raad van
11 juli 2003 derhalve in stand.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van mr. J.W.P. van der Hoeven als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2004.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) J.W.P. van der Hoeven.