ECLI:NL:CRVB:2004:AO5486
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- A.B.J. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Termijnoverschrijding beroep en niet-ontvankelijkverklaring in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van een beroep door de rechtbank Amsterdam, waarbij de appellante, Coöperatieve Vereniging [naam vereniging], in hoger beroep is gegaan tegen deze uitspraak. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van beroep eindigde op 4 februari 2003, terwijl appellante pas op 5 februari 2003 beroep had ingesteld. De appellante stelde dat zij op 4 februari 2003 telefonisch contact had opgenomen met de rechtbank en dat een medewerkster had aangegeven dat er tot en met 7 februari 2003 gelegenheid was om een beroepschrift in te dienen. De Raad voor de Rechtspraak heeft deze argumenten echter niet overtuigend geacht.
De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden waren die de niet-ontvankelijkverklaring konden rechtvaardigen op basis van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukt dat de beslissing op bezwaar een juiste rechtsmiddelenclausule bevatte, waaruit de appellante had kunnen afleiden dat de beroepstermijn liep tot en met 4 februari 2003. De Raad oordeelt dat appellante niet zonder meer had kunnen vertrouwen op de telefonische mededeling van de griffie en dat zij pro forma een beroepschrift had moeten indienen om zeker te zijn van haar rechten.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de appellante ongegrond. De uitspraak is gedaan op 9 maart 2004 door de voorzitter en twee leden van de Raad, met de griffier aanwezig. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed.