ECLI:NL:CRVB:2004:AO3987
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep door te late indiening van machtiging
In deze zaak heeft mr. J.A.G. Jansen, belastingadviseur te Waalwijk, namens de opposant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda van 27 januari 2003. De Centrale Raad van Beroep heeft in een eerdere uitspraak op 29 juli 2003 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de verlangde machtiging niet tijdig was ingediend. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend. Tijdens de zitting op 19 december 2003 is de opposant verschenen, terwijl de geopposeerde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zich niet heeft laten vertegenwoordigen.
De Raad heeft vastgesteld dat de opposant op 20 maart 2003 is verzocht om binnen vier weken een schriftelijke machtiging over te leggen. Vervolgens is de opposant bij aangetekend schrijven van 22 april 2003 nogmaals de gelegenheid geboden om de machtiging binnen twee weken in te dienen. De machtiging is echter pas op 15 mei 2003 ontvangen. De Raad overweegt dat de termijn van twee weken voor het indienen van de machtiging te kort is, vooral gezien de omstandigheden dat de opposant stelt de brief van 20 maart 2003 niet te hebben ontvangen. De Raad concludeert dat de opposant niet op de juiste wijze in de gelegenheid is gesteld om de machtiging tijdig in te dienen.
Op basis van deze overwegingen heeft de Raad het verzet gegrond verklaard en de eerdere uitspraak van 29 juli 2003 vernietigd. De Raad heeft besloten het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond, zonder toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. van der Kade als voorzitter en mr. T.L. de Vries en mr. H.J. Simon als leden, met mr. M.F. van Moorst als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2004.