ECLI:NL:CRVB:2004:AO3620
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor woninginrichting wegens gebrek aan noodzakelijke verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand in de kosten van woninginrichting door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.A.H. Wiekamp, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die op 20 juli 2001 het beroep ongegrond had verklaard. De afwijzing van de aanvraag was gebaseerd op het feit dat niet was gebleken van bijzondere omstandigheden die de noodzakelijkheid van de verhuizing van de gemeente Leiden naar Hendrik-Ido-Ambacht konden onderbouwen.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant na zijn vertrek uit Leiden zich in Hendrik-Ido-Ambacht heeft gevestigd en dat hij daar kortstondig in Schiedam heeft gewoond. De Raad concludeert dat de omstandigheden rondom de verhuizing niet voldoende zijn om te spreken van een noodzakelijke verhuizing in de zin van de Algemene bijstandswet (Abw). De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat er geen objectieve gegevens waren die de noodzaak van de verhuizing onderbouwden, zoals een aangifte bij de politie of een schriftelijk advies van maatschappelijk werk. De Raad heeft ook geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve onderbouwing bij aanvragen voor bijzondere bijstand en de rol van de gemeente in het beoordelen van dergelijke aanvragen. De Raad heeft de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand in de kosten van woninginrichting bevestigd, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij noodzakelijkerwijs had moeten verhuizen.