ECLI:NL:CRVB:2004:AO3595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Privaatrechtelijke dienstbetrekking en onkostenvergoedingen in het sociale zekerheidsrecht
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, gaat het om een geschil tussen N.V. A & B en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de correctie van premies en de registratie van administratieve verzuimen over de jaren 1995 tot en met 1998. De appellante, N.V. A & B, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uwv, die zijn voortgekomen uit een looncontrole. De rechtbank Maastricht heeft eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 22 januari 2004 behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat de heer [betrokkene], die als directeur werkzaam was voor appellante, verplicht verzekerd is voor de sociale verzekeringen. Dit is gebaseerd op de aanwezigheid van de essentiële kenmerken van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De Raad heeft de argumenten van appellante, dat de kasopnamen door de heer [betrokkene] dienden ter vergoeding van onkosten, als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
De Raad heeft voorts geoordeeld dat de kasopnamen, die door gedaagde als loonbetalingen aan niet met name genoemde personen zijn aangemerkt, niet als premieplichtige loonbetalingen kunnen worden gekwalificeerd. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en bepaald dat gedaagde een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1.610,--. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze beslissing.