ECLI:NL:CRVB:2004:AO3461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het voorschot op uitkering ingevolge de Werkloosheidswet na werkloosheid van appellant
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 3 februari 2004, staat de vraag centraal of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft besloten het voorschot op de uitkering van appellant, die werkloos werd op 29 september 1997, vast te stellen op nihil. De zaak is ontstaan na de invoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij het Uwv in de plaats kwam van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.F.A. Bronneberg, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 januari 2001, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat het geschil zich richt op de vraag of het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellant geen recht had op een voorschot op zijn uitkering. De Raad oordeelt dat de verklaring van de werkgever van appellant, dhr. Garé, consistent is met de feiten zoals die naar voren zijn gekomen in de gedingstukken. De Raad concludeert dat appellant door eigen toedoen geen passende arbeid heeft behouden, wat hem de recht op een voorschot op uitkering ontneemt. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed.
De beslissing van de Raad is dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het besluit van het Uwv om het voorschot op nihil te stellen, wordt gehandhaafd. De Raad benadrukt dat appellant had moeten begrijpen dat hij voor 1 september 1997 akkoord moest gaan met het aanbod van zijn werkgever, en dat zijn keuze om dit niet te doen, hem in overwegende mate kan worden verweten. De uitspraak onderstreept het belang van het nakomen van verplichtingen onder de Werkloosheidswet en de gevolgen van het niet handelen in overeenstemming met deze verplichtingen.