ECLI:NL:CRVB:2004:AO2066

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/3052 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van disciplinaire ontslag en afwijzing uitkering op basis van de Uitkeringsregeling IBG

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 18 april 2002, waarin het beroep tegen de afwijzing van zijn uitkeringsverzoek door de Informatie Beheer Groep (IBG) ongegrond werd verklaard. Appellant, die werkzaam was bij de IBG, kreeg op 20 november 2000 een disciplinaire ontslagmaatregel opgelegd. Dit ontslag leidde tot een verzoek om een uitkering wegens werkloosheid, dat door de IBG werd afgewezen. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, waarop appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellant erkende dat hij zich niet altijd aan de gemaakte afspraken met zijn werkgever heeft gehouden, maar betwistte de rechtmatigheid van zijn ontslag. De Raad oordeelde dat het ontslag aan eigen schuld van appellant te wijten was, waardoor hij geen recht had op een uitkering volgens de Uitkeringsregeling IBG. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de afwijzing van de uitkering door de IBG terecht was.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 januari 2004, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren. De zaak werd behandeld op de zitting van 21 november 2003, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl gedaagde niet aanwezig was.

Uitspraak

02/3052 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de hoofddirecteur van de Informatie Beheer Groep, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant is op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 18 april 2002, nr. AWB 01/606 AW G V05, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 21 november 2003, waar voor appellant is verschenen zijn gemachtigde
mr. J.W. Brouwer, advocaat te Groningen. Gedaagde heeft zich, zoals tevoren bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Appellant was werkzaam bij de Informatie Beheer Groep te Groningen. Aan hem is met ingang van 20 november 2000 bij wege van disciplinaire maatregel ontslag verleend.
1.2. Gedaagde heeft het verzoek van appellant hem per 20 november 2000 wegens werkloosheid een uitkering toe te kennen afgewezen, welke afwijzing bij beslissing op bezwaar van 14 juni 2001 is gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit van 14 juni 2001 ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
3. Bij uitspraak van heden, nr. 02/3050 AW, heeft deze Raad geoordeeld dat het aan appellant verleende disciplinaire ontslag in rechte stand houdt.
Blijkens het verhandelde ter zitting bestrijdt appellant in dat geval in hoger beroep niet langer de weigering hem wachtgeld toe te kennen, maar alleen nog de weigering om aan hem een uitkering toe te kennen op grond van de Uitkeringsregeling IBG.
3.1. Deze weigering door gedaagde is gebaseerd op de overweging dat ingevolge artikel 7, zevende lid, aanhef en onder d, van de Uitkeringsregeling IBG geen recht op uitkering bestaat, nu het aan appellant verleende ontslag aan eigen schuld of toedoen is te wijten.
3.2. Appellant erkent dat hij zich niet altijd aan de door hem met zijn werkgever gemaakte afspraken heeft gehouden, maar volgens hem betekende dit niet dat hij daarom ontslagen had moeten worden. Hij heeft hierbij verwezen naar hetgeen door hem is aangevoerd in de procedure met betrekking tot zijn ontslag.
3.3. Onder verwijzing naar hetgeen de Raad omtrent de grieven van appellant heeft overwogen in zijn hiervoor genoemde uitspraak in het geding nr. 02/3050 AW, is de Raad van oordeel dat het ontslag, dat aan appellant is gegeven omdat hij zijn afspraken niet nakwam, aan eigen schuld of toedoen van appellant is te wijten, zodat gedaagde zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat appellant geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Uitkeringsregeling IBG.
4. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.C.F. Talman als voorzitter en mr. A. Beuker-Tilstra en mr. J.H. van Kreveld als leden, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2004.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) M. Pijper.