ECLI:NL:CRVB:2003:BD9796

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00/4851 NABW-E
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, ging het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep ingesteld door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch. De Raad had eerder op 22 april 2003 een uitspraak gedaan waarbij het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 20 juli 2000 niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die betrekking had op de toekenning van een uitkering op grond van de Algemene Bijstandswet.

Na het indienen van verzet tegen deze uitspraak, werd dit verzet op 8 juli 2003 gegrond verklaard. Echter, in de uiteindelijke uitspraak op 11 juli 2003, oordeelde de Raad dat er geen aanleiding was om van het eerdere oordeel af te wijken. De Raad bevestigde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, en verwees naar de overwegingen in de eerdere uitspraak.

Daarnaast werd in de uitspraak aandacht besteed aan de proceskosten die gedaagde had moeten maken voor verleende rechtsbijstand in het hoger beroep. De Raad oordeelde dat deze kosten redelijkerwijs gemaakt waren en begrootte deze op € 483,--. De gemeente ’s-Hertogenbosch werd veroordeeld tot betaling van deze proceskosten, evenals een griffierecht van € 348,--. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en belanghebbenden kregen de mogelijkheid om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

00/4851 NABW-E
E N K E L V O U D I G E K A M E R
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch, appellant,
en
[gedaagde], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van 22 april 2003 heeft de Raad met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Awb het door geopposeerde ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 20 juli 2000, reg. nrs. 99/5356 NABW en 99/5357 NABW, niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen deze uitspraak gedane verzet is gegrond verklaard bij uitspraak van 8 juli 2003.
II. MOTIVERING
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep ziet de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan vermeld in zijn tussen partijen gewezen uitspraak van 22 april 2003. Verwezen wordt hier naar de overwegingen van de Raad in die uitspraak. Dit betekent dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De kosten die gedaagde heeft moeten maken voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep zijn aan te merken als redelijkerwijs gemaakte kosten in de zin van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage worden die kosten begroot op € 483,-- ( 1 punt voor het verweerschrift en ½ punt voor het verzetschrift).
Met toepassing van artikel 8:54 van de Awb wordt thans als volgt beslist:
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt appellant in de proceskosten van gedaagde tot een bedrag groot € 483,--, te betalen door de gemeente ’s-Hertogenbosch;
Bepaalt dat van de gemeente ’s-Hertogenbosch een griffierecht wordt geheven van € 348,--.
Aldus gegeven door mr. A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr. P.C. de Wit als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2003.
(get.) A.B.J. van der Ham
(get.) P.C. de Wit
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
JK/873