ECLI:NL:CRVB:2003:AO6448
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A. Hoogeveen
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten gemaakt in bezwaarfase in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om de vergoeding van kosten die appellant heeft gemaakt in de bezwaarfase van een procedure tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, vertegenwoordigd door P.J. Reeser van SRK Rechtsbijstand, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, waarin was gesteld dat de werkgever van appellant geen blijvende toestand van niet-betalen had. Appellant verzocht om vergoeding van kosten die hij had gemaakt in de bezwaarprocedure, begroot op € 965,10. Het Uwv kende echter slechts een vergoeding van € 69,47 toe, wat appellant niet voldoende vond.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 februari 2004. De Raad oordeelde dat het Uwv in redelijkheid tot het bestreden besluit kon komen en dat de vergoeding die was toegekend, in overeenstemming was met het beleid dat het Uwv hanteert. De Raad stelde vast dat de kosten die appellant had opgevoerd, niet integraal vergoed hoefden te worden, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de besluitvorming van het Uwv niet zodanig gebrekkig was dat er aanleiding was voor een vergoeding van de volledige kosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het beleid van het Uwv bij het vergoeden van kosten in bezwaarprocedures en de noodzaak voor appellanten om hun kosten goed te onderbouwen. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd kon worden, en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling op grond van de Algemene wet bestuursrecht.