ECLI:NL:CRVB:2003:AO1105
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Weigering verzoek om herziening van een rechtens verbindend besluit in het bestuursrecht
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2003, staat de weigering van het verzoek van eiseres om terug te komen op een eerder rechtens verbindend besluit centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.J.M. van Ophuizen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 19 maart 2001, waarin het bezwaar tegen een eerder besluit van 11 oktober 2000 ongegrond werd verklaard. De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, waarbij het Uwv in de plaats kwam van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv).
De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 6 augustus 1998, waarin zij werd ingedeeld bij de sector Uitleenbedrijven, was ingetrokken, waardoor dit besluit verbindend werd. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van verweerder moet worden aangemerkt als een primair besluit, waartegen het rechtsmiddel van bezwaar openstaat. Dit betekent dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, en de Raad heeft besloten het beroepschrift door te zenden naar het Uwv voor behandeling als bezwaarschrift.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat er termen zijn om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 644,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een correcte procedure bij het indienen van bezwaren en de rol van de Raad in het waarborgen van de rechtsgang. De Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Uwv en gelast dat het betaalde griffierecht van € 204,20 aan eiseres wordt vergoed.