ECLI:NL:CRVB:2003:AN9790
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over de berekening van gedifferentieerde premie na uitdiensttreding
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep werd behandeld, ging het om de berekening van de gedifferentieerde premie die appellante verschuldigd was op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De zaak ontstond na een uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 7 september 2000, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellante stelde hoger beroep in, omdat zij meende dat de aan haar voormalige werknemers betaalde WAO-uitkeringen bij de berekening van de gedifferentieerde premie buiten beschouwing moesten blijven, voor zover deze uitkeringen na hun uitdiensttreding waren gedaan.
Tijdens de zitting op 23 oktober 2003 was appellante niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. R.J. Bilderbeek. De Raad oordeelde dat de rechtbank de argumenten van appellante terecht had verworpen. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat zij geen inzicht had gekregen in de gegevens die aan de toekenning van de WAO-uitkeringen ten grondslag lagen. De Raad oordeelde echter dat appellante de juistheid van deze toekenningen niet had betwist, waardoor haar verzoek om inzicht in deze gegevens niet relevant was.
Daarnaast vroeg appellante om het stellen van préjudiciële vragen op basis van internationale verdragen, maar de Raad kon dit verzoek niet honoreren, aangezien de genoemde verdragen geen mogelijkheid bieden voor het stellen van dergelijke vragen. Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.