ECLI:NL:CRVB:2003:AN8824
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- K. Zeilemaker
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Herberekening van ontslaguitkering en terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herberekening van een ontslaguitkering en de terugvordering van een ten onrechte betaald bedrag. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, als appellant, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 1 maart 2002, waarin het beroep van gedaagde gegrond was verklaard. De rechtbank had het besluit van de Minister van 20 januari 2000 vernietigd, omdat het niet voldoende gemotiveerd was. De Minister had in dat besluit de bezwaren van gedaagde tegen de herberekening van de ontslaguitkering en de terugvordering van een bedrag van f. 5.118,20 (thans € 2.322,53) ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling gekeken naar de specificatie die de Minister in hoger beroep heeft overgelegd, waarin de berekening van de herziene uitkering en het teruggevorderde bedrag werd uiteengezet. De Raad concludeerde dat de terugvordering voldoende was gespecificeerd, ondanks dat de rechtbank niet inging op het verzoek van gedaagde om een totaaloverzicht van de uitkeringen. De Raad heeft ook de vraag behandeld of de Minister in redelijkheid tot terugvordering kon besluiten, waarbij de verwevenheid tussen de terugvordering en het 'toedoen' van gedaagde werd meegenomen.
De Raad oordeelde dat gedaagde ten onrechte geen inkomstenformulieren had ingediend en niet had gemeld dat zij weer aan het werk was. Dit leidde tot de conclusie dat de uitkering door toedoen van gedaagde ten onrechte was uitbetaald. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 20 januari 2000 ongegrond, waarmee de terugvordering werd gehandhaafd. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.