ECLI:NL:CRVB:2003:AN7573

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/2711 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op individuele vervoersvoorzieningen voor gehandicapten in het kader van incontinentieproblematiek

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2003, staat de vraag centraal of appellante in staat was om individueel per taxi of busje te reizen in aanwezigheid van een taxichauffeur, gezien haar incontinentieproblematiek. Appellante had eerder een aanvraag ingediend voor een bruikleenauto op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), maar deze aanvraag was door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen afgewezen. De gemeente stelde dat een vervoerskostenvergoeding de goedkoopste adequate voorziening was.

Na een ongegrondverklaring van het bezwaar door de gemeente en een daaropvolgend ongegrondverklaring van de rechtbank Amsterdam, is appellante in hoger beroep gegaan met bijstand van haar advocaat, mr. R.J. Kwakkel. Tijdens de zitting op 9 september 2003 heeft appellante haar standpunt toegelicht, terwijl de gemeente zich niet liet vertegenwoordigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden zoals weergegeven door de rechtbank als uitgangspunt genomen. De Raad concludeert dat er geen medische of sociale gegevens zijn die erop wijzen dat appellante niet in een taxi of busje zou kunnen verblijven met een taxichauffeur aanwezig. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit in stand blijft. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de mogelijkheden voor vervoersvoorzieningen voor gehandicapten, waarbij de specifieke omstandigheden van de aanvrager in acht moeten worden genomen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak en wijst de aanvraag voor een bruikleenauto af.

Uitspraak

02/2711 WVG
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij primair besluit van 22 november 1999 heeft gedaagde appellante medegedeeld dat de door haar op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicap-ten (Wvg) gevraagde voorziening in de vorm van een bruikleenauto wordt geweigerd, op de grond dat een vervoerskostenvergoeding voor haar de goedkoopste adequate voorziening wordt geacht.
Bij bestreden besluit van 19 september 2000 is het bezwaar van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft het tegen dat besluit ingestelde beroep bij uitspraak van 15 april 2002 ongegrond verklaard.
Namens appellante is mr. R.J. Kwakkel, advocaat te Diemen, op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden van die uitspraak in hoger beroep gekomen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingezonden. Bij schrijven van 11 juli 2003 heeft gedaagde vragen van de Raad beantwoord.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 9 september 2003. Appellante is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar raadsman mr. Kwakkel, voornoemd. Gedaagde heeft zich - zoals tevoren aangekondigd - niet laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Voor een weergave van de voor dit geding van belangzijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De door de rechtbank weergegeven feiten en omstandigheden zijn niet betwist en vormen ook voor de Raad het uitgangspunt voor zijn beoordeling.
Gelet op hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht en ter zitting nogmaals is benadrukt, spitst het geding zich thans toe op de vraag of appellante in staat was individueel per taxi of busje te reizen in aanwezigheid van een taxichauffeur.
De Raad beantwoordt de in hoger beroep nog in geding zijnde vraag, evenals de rechtbank in de aangevallen uitspraak en onder verwijzing naar de gronden van die uitspraak, met de strekking waarvan de Raad zich in grote lijnen kan verenigen, bevestigend. Het volgende wordt daar nog aan toegevoegd.
Naar het oordeel van de Raad valt uit de voorhanden zijnde medische en sociale gegevens, waaronder de rapportages van de arts M. Kets van ZVN Advies N.V.
ddis. 12 november 1999, 19 juni 2000 en 8 september 2000, en de brieven van de behandelaars dr. J.K. Boeijinga, internist d.dis. 28 april 2000 en 6 november 2000, en M.H. van Gelderen, psycholoog d.dis. 25 augustus 2000 en 21 november 2000, niet af te leiden dat appellante vanwege haar incontinentie problematiek niet in een busje of taxi zou kunnen verblijven als daar een taxichauffeur aanwezig is.
In hetgeen overigens in de gedingstukken en ter zitting is aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om tot een andersluidend oordeel te komen.
Uit het voorafgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.I. 't Hooft als voorzitter en mr. R.M. van Male en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2003.
(get.) M.I. 't Hooft.
(get.) R.L. Rijnen.
EK1410