ECLI:NL:CRVB:2003:AM5407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- R. Kooper
- W. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Beëindiging proeftijd en dienstverband van ambtenaar wegens blijvende ongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de proeftijd en het dienstverband van een ambtenaar, appellante, die wegens psychische klachten niet in staat was haar functie als medewerker in een aanmeldcentrum voor asielzoekers te vervullen. Appellante had in 1999 een tijdelijke aanstelling gekregen met een proeftijd tot 1 februari 2001. Na een ziekmelding in juli 1999, werd haar in mei 2000 eervol ontslag verleend, omdat zij naar verwachting niet binnen een redelijke termijn haar functie zou kunnen hervatten. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd door de rechtbank Middelburg, die het beroep ongegrond verklaarde.
In hoger beroep stelde appellante dat gedaagde, de Minister van Justitie, haar had moeten reïntegreren in een andere functie, gezien de bijzondere omstandigheden van haar situatie. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de proeftijd beëindigd kon worden omdat appellante blijvend ongeschikt was voor haar functie. De Raad bevestigde dat er geen verplichting bestond voor gedaagde om herplaatsingsactiviteiten te ondernemen, gezien de rechtspositionele bepalingen. De Raad oordeelde dat de onvoorzienbaarheid van de arbeidsongeschiktheid van appellante niet leidde tot een andere conclusie. De rechtbank had terecht overwogen dat de beëindiging van de proeftijd gerechtvaardigd was.
De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte stand hield en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2003, met J.C.F. Talman als voorzitter en R. Kooper en W. van den Brink als leden.