het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, appellant,
[gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant is op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 5 februari 2001, nr. 00/833 AW K1, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 15 mei 2003, waar appellant zich heeft laten vertegenwoordigen door
mr. L.S. van Loon, werkzaam bij CAPRA. Gedaagde is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Floor, werkzaam bij DAS rechtsbijstand.
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Gedaagde was vanaf 1 december 1974 als wijkreiniger/chauffeur (schaal 3) in dienst van de gemeente Roermond. Nadat hij in 1988 op medische gronden voor die functie blijvend ongeschikt was verklaard, werd hij per 1 oktober 1988 tot gemeenteambtenaar D bij de reinigingsploeg binnenstad (schaal 1) van de gemeente Roermond benoemd. Tevens werd hem een herplaatsingstoelage toegekend.
1.2. Per 1 januari 1993 werd gedaagde benoemd tot medewerker reiniging. Dit geschiedde in de aanloopschaal (schaal 3) omdat hij nog niet volledig aan de functie-eisen voldeed. Per 1 oktober 1997 werd hij bevorderd naar de functieschaal (schaal 4, periodiek 6). Per 1 januari 1998 werd hem in die schaal periodiek 7 toegekend.
1.3. Uit nader medisch onderzoek bleek dat gedaagde voor de functie van chauffeur weer medisch geschikt was. Dit leidde tot het besluit van 9 mei 2000:
- gedaagde "met ingang van 1 februari 2000 ontslag te verlenen uit de functie van reiniger",
- "hem per gelijke datum te benoemen in de functie van chauffeur bij de afdeling Onderhoud openbare ruimte"
- "de bezoldiging in bovengenoemde functie … vast te stellen:" op functieschaal 4, periodiek 7.
1.4. Gedaagde heeft tegen de ingangsdatum 1 februari 2000 en tegen het aantal periodieken bezwaar gemaakt. Hij achtte zich ongelijk aan zijn collega-chauffeurs bezoldigd nu die zonder uitzondering in periodiek 11 waren ingeschaald, hoewel ze korter in dienst van de gemeente Roermond waren dan gedaagde.
1.5. Bij het bestreden besluit van 14 augustus 2000 is de ingangsdatum gewijzigd in 1 juli 1999 en de bezoldiging gehandhaafd op schaal 4, periodiek 7. Appellant overwoog dat gelet op artikel 12 van de Bezoldigingsregeling gemeente Roermond 1997 (hierna: de Bezoldigingsregeling) geen extra periodieken konden worden toegekend, omdat gedaagdes schaal bij de benoeming tot chauffeur ongewijzigd bleef.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank gedaagdes beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor wat betreft de hoogte van de bezoldiging en bepalingen inzake vergoeding van proceskosten en griffierecht gegeven. De rechtbank overwoog dat de benoeming tot chauffeur betekende dat een nieuwe aanstelling als ambtenaar had plaatsgevonden. Daarom had appellant niet aan artikel 12 van de Bezoldigingsregeling toepassing moeten geven - omdat dit artikel slechts op herziening van het salaris doelt - maar aan artikel 6 van de Bezoldigingsregeling dat de salarisvaststelling bij aanstelling regelt.
2.1. De rechtbank oordeelde vervolgens dat appellant bij de vaststelling van gedaagdes salaris als chauffeur per 1 juli 1999, gelet op artikel 6, tweede lid, van de Bezoldigingsregeling alle relevante omstandigheden in de beoordeling had dienen te betrekken. Zij overwoog dat appellant dit bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar alsnog diende te doen.
2.2. Appellant heeft, hangende het hoger beroep, nog geen nieuw besluit op bezwaar genomen.
3. De Raad stelt vast dat ook in hoger beroep het geschilpunt beperkt is tot het aantal periodieken in schaal 4 dat gedaagde bij zijn benoeming per 1 juli 1999 tot chauffeur is toegekend.
3.1. Artikel 6 van de Bezoldigingsregeling luidt: "1. De ambtenaar wordt aangesteld in de aanloopklasse of de functieklasse waarbij zijn salaris wordt vastgesteld op periodiek 0 van de voor hem geldende salarisschaal. 2. Van het bepaalde in lid 1 kan worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, ingeval daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat."
3.2. Van artikel 12 van de Bezoldigingsregeling luiden de eerste twee leden: "1. Ingeval krachtens een besluit van burgemeester en wethouders voor de ambtenaar een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris dan dat van de tot dan voor hem geldende schaal, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen boven het salaris, dat de ambtenaar in de oude schaal genoot. 2. Het salaris in de nieuwe salarisschaal wordt verhoogd tot een bedrag in die schaal, zodra en voor zover zulks nodig is om te bereiken, dat het blijft uitgaan boven het salaris, dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten."
4. Appellant meent dat de toepasselijke voorschriften geen ruimte laten om meer periodieken dan 7 toe te kennen. Hij stelt daartoe dat artikel 6 van de Bezoldigingsregeling blijkens de daarin voorkomende term "aanstelling" alleen doelt op de benoeming bij aanvang van het dienstverband bij de gemeente Roermond. Bij de onderhavige benoeming gaat het evenwel om overplaatsing. Dat daarbij, volgens vaste praktijk, uit de vorige functie ontslag is verleend, neemt volgens appellant niet weg dat het materieel om ontheffing gaat, nu het dienstverband met de gemeente Roermond is gehandhaafd. Daarom acht appellant in dit geval artikel 6 van de Bezoldigingsregeling niet van toepassing.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.1.1. Artikel 12 van de Bezoldigingsregeling ziet op gevallen waarin de betrokken ambtenaar in een hogere schaal wordt ingedeeld. Reeds nu daarvan in het onderhavige geval geen sprake is, is artikel 12 niet van toepassing.
4.1.2. De Raad ziet in artikel 6 noch in het stelsel van de Bezoldigingsregeling enige grond te oordelen dat artikel 6 alleen bij het aangaan van een dienstverband met de gemeente Roermond van toepassing is. De bedoeling van artikel 6 is kennelijk dat telkenmale als een ambtenaar in een bepaalde functie wordt aangesteld - bij het aangaan van een dienstverband met de gemeente Roermond dan wel binnen dat dienstverband bij overplaatsing binnen die gemeente - zijn bezoldiging opnieuw wordt vastgesteld.
4.1.3. Derhalve was op de vaststelling van gedaagdes salaris als chauffeur per 1 juli 1999 mede het tweede lid van artikel 6 van de Bezoldigingsregeling van toepassing, dat appellant inzake het aantal toe te kennen periodieken een discretionaire bevoegdheid verleent. De Raad merkt hierbij op dat zulks ook strookt met het bepaalde in artikel 3:1:1 van de Regeling Arbeidsvoorwaarden Gemeente Roermond, waarin een soortgelijke discretionaire bevoegdheid is neergelegd. Appellants uitgangspunt dat gedaagde bij zijn benoeming per 1 juli 1999 tot chauffeur niet meer periodieken konden worden toegekend dan waarin deze per 30 juni 1999 in zijn vorige functie was ingedeeld, is dan ook onjuist.
4.1.4. De rechtbank heeft terecht het bestreden besluit vernietigd en terecht bepaald dat appellant bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar terzake van het aantal per 1 juli 1999 toe te kennen periodieken alsnog alle relevante omstandigheden in beschouwing dient te nemen. De Raad wijst er op dat appellant bij het nieuwe besluit tevens gedaagdes beroep op het gelijkheidsbeginsel dient te betrekken.
5. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet aanleiding appellant te veroordelen in gedaagdes proceskosten in hoger beroep bestaande in € 644,- voor verleende rechtsbijstand en € 31,56 voor reiskosten, derhalve in totaal € 675,56. Daarom wordt als volgt beslist.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Bepaalt dat appellant met inachtneming van de overwegingen van 's Raads onderhavige uitspraak opnieuw op bezwaar besluit inzake het aantal per 1 juli 1999 aan gedaagde toe te kennen periodieken;
Veroordeelt appellant in de proceskosten van gedaagde in hoger beroep tot een bedrag van € 675,56, te betalen door de gemeente Roermond;
Bepaalt dat van de gemeente Roermond een griffierecht van € 348,- wordt geheven.
Aldus gegeven door mr. J.C.F. Talman als voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. P.G.M. Zwartkruis als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.W. Loots als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2003.