ECLI:NL:CRVB:2003:AH9125
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- A.B.J. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van premiecorrectie over 1996 door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2003, staat de vraag centraal of de premiecorrectie die is opgelegd op basis van het ontbreken van identiteitsbewijzen over het jaar 1996, de rechterlijke toets in hoger beroep kan doorstaan. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.M.J. van der Lubbe, heeft hoger beroep aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin werd geoordeeld dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd van de identiteit en het legaal verblijf van de werknemers. De gedaagde, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft in het verweerschrift gesteld dat de appellant niet aan de wettelijke vereisten heeft voldaan en dat er geen aanleiding is om van de wettelijke voorschriften af te wijken.
Tijdens de zitting op 16 mei 2003 was alleen de gedaagde vertegenwoordigd, terwijl de appellant niet aanwezig was. De Raad heeft de feiten zoals vermeld in de eerdere uitspraak van de rechtbank in overweging genomen. De appellant heeft betoogd dat hij wel degelijk over de benodigde identiteitsbewijzen beschikte en dat de administratie van de werkzaamheden niet correct is beoordeeld. De gedaagde heeft echter betoogd dat de appellant niet in staat is geweest om aan te tonen dat de werknemers over de benodigde identiteitsbewijzen beschikten en dat de administratie gebrekkig was.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de kosten van het geding niet voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en consistente bewijsvoering door de werkgever in dergelijke zaken, en dat de verantwoordelijkheid voor het leveren van bewijs bij de appellant ligt. De Raad heeft de zaak derhalve in zijn geheel bevestigd, waarbij de eerdere beslissing van de rechtbank in stand is gehouden.