ECLI:NL:CRVB:2003:AF3846

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/1475 AW e.a.
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de toekenning van kamertoelage aan stenografen van de Staten-Generaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een groep appellanten die werkzaam zijn als stenografen bij de Staten-Generaal. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin hun verzoek om een kamertoelage te ontvangen werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de brieven van de gedaagde, waarin de verzoeken werden afgewezen, niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) konden worden aangemerkt, omdat deze brieven niet gericht waren op enig rechtsgevolg. De appellanten zijn van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet-ontvankelijk zijn in hun bezwaren. Ze stellen dat hun functie voldoet aan de criteria voor plaatsing op bijlage II van het Koninklijk Besluit, dat de basis vormt voor de toekenning van de kamertoelage. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellanten niet-ontvankelijk zijn in hun bezwaren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen termen aanwezig zijn om in hoger beroep toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 23 januari 2003.

Uitspraak

01/1475 AW t/m 1479 AW, 01/1481 AW, 01/1482 AW en 01/1484 AW t/m 01/1488 AW
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellant 1], wonende te [woonplaats],
[appellant 2], wonende te [woonplaats 2],
[appellant 3], wonende te [woonplaats 2],
[appellant 4], wonende te [woonplaats 2],
[appellant 5], wonende te [woonplaats 2],
[appellant 6], wonende te [woonplaats 3],
[appellant 7], wonende te [woonplaats],
[appellant 8], wonende te [woonplaats 2],
[appellant 9], wonende te [woonplaats 2],
[appellant 10], wonende te [woonplaats 4],
[appellant 11], wonende te [woonplaats 5], en
[appellant 12], wonende te [woonplaats 6], appellanten,
en
de Gemengde Commissie voor de (naam dienst) der Staten-Generaal, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE GEDINGEN
Namens appellanten is op de daartoe bij aanvullende, gelijkluidende, beroepschriften aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 januari 2001, nrs. AWB 00/6647 t/m 6656, 00/8021 en 00/8217 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde zijn, eveneens gelijkluidende, verweerschriften ingediend.
Bij brief van 28 oktober 2002 heeft gedaagde de Raad nog enige stukken doen toekomen.
De gedingen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 7 november 2002, waar appellanten [appellant], [appellant 3], [appellant 7], [appellant 9] en [appellant 10] in persoon zijn verschenen, bijgestaan door mr. H. van der Heide, werkzaam bij AbvaKabo. Laatstgenoemde is tevens voor de overige appellanten verschenen. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.G. Castermans, advocaat te Den Haag en M.A. Keukelaar, directeur van de Stenografische Dienst.
II. MOTIVERING
1.1. Appellanten zijn werkzaam als [naam functie] bij [naam dienst] In het Koninklijk Besluit van 5 mei 1988, Staatsblad 1988, 271, (hierna: het Besluit) is een regeling opgenomen, op grond waarvan aan bepaalde functies bij de Tweede Kamer, de Stenografische Dienst en de Griffie voor de interparlementaire betrekkingen van de Staten-Generaal een toelage kan worden toegekend. Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat die functies een vergadergebonden karakter dragen, hetgeen betekent dat op meer dan incidentele wijze onregelmatige diensttijden voorkomen en daarnaast ook andere inconveniënten worden ondervonden. Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Besluit kan door het bevoegd gezag die zogenoemde kamertoelage worden toegekend, indien de functie wordt genoemd in bijlage II bij het Besluit. Het derde lid van artikel 2 bepaalt dat de Minister van Binnenlandse Zaken, op voordracht van het bevoegd gezag, de in bijlage II genoemde functies kan doorhalen of wijzigen, dan wel niet genoemde functies hieraan kan toevoegen.
1.2. Appellanten hebben gedaagde verzocht te bevorderen dat ook hun functie op de bijlage wordt geplaatst. Daarbij hebben appellanten erop gewezen dat hun functie voldoet aan de criteria, op grond waarvan tot plaatsing kan worden overgegaan. Bij brieven van 24 augustus 1999 heeft gedaagde de verzoeken van appellanten afgewezen. Na bezwaar is deze weigering bij de thans bestreden, gelijkluidende, besluiten van 4 dan wel 9 mei 2000 gehandhaafd.
1.3. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de brieven van 24 augustus 1999 niet zijn gericht op enig rechtsgevolg en derhalve geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Evenmin was er volgens de rechtbank sprake van een andere handeling als bedoeld in artikel 8:1 van de Awb, omdat niet gesteld kan worden dat appellanten door die weigering rechtstreeks in hun belangen zijn getroffen. Onder vernietiging van de bestreden besluiten en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb heeft de rechtbank appellanten alsnog niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaren, met toewijzing aan appellanten van griffierecht en proceskosten.
2. In hoger beroep bestrijden appellanten het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van hun bezwaren. Voorts blijven zij van mening dat gedaagde ten onrechte heeft geweigerd een voordracht te doen om de functie van [naam functie] op bijlage II te plaatsen.
3. De Raad overweegt het volgende.
3.1. Het verzoek van appellanten strekt ertoe dat de functie van [naam functie] wordt geplaatst op bijlage II. Het doen van een voordracht is een eerste stap om te komen tot wijziging van bijlage II. Die wijziging zou niet slechts gelden voor appellanten, maar voor alle bij gedaagde in dienst zijnde stenografen, alsmede voor al diegenen, die de functie in de toekomst zullen gaan vervullen.
3.2. Bijlage II maakt onderdeel uit van het Besluit dat, onbetwist, een algemeen verbindend voorschrift is. Tegen een wijziging van algemeen verbindende voorschriften staan krachtens artikel 7:1, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb, niet de rechtsmiddelen van bezwaar en beroep open. De weigering stappen te ondernemen om tot een zodanige wijziging te komen, dient voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep hiermee te worden gelijkgesteld.
4. Reeds op grond van het vorenstaande is de Raad van oordeel dat gedaagde appellanten ten onrechte in hun bezwaren heeft ontvangen. De rechtbank heeft derhalve terecht, zij het op andere gronden, onder vernietiging van de bestreden besluiten, appellanten alsnog niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaren. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om in hoger beroep toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.C.F. Talman als voorzitter en mr. A. Beuker-Tilstra en mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk als leden, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2003.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) M. Pijper.