Uitspraak
ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
MOTIVERING
BESLISSING
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de mate van zijn invaliditeit met dienstverband werd vastgesteld op 50%. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.M. Groenhart, betwistte deze vaststelling en voerde aan dat het onderzoek naar zijn invaliditeit niet volledig en zorgvuldig was. De Raad voor de Rechtspraak, Centrale Raad van Beroep, heeft de zaak behandeld op 20 maart 2003. De appellant stelde dat nieuwe feiten niet of onvoldoende zijn meegewogen en dat de rechtbank ten onrechte geen nadere bespreking heeft gegeven aan de inschatting van de invaliditeit als gevolg van een kaakfractuur. De Raad heeft de feiten en het onderzoek dat eerder door de Commissie Geneeskundig Onderzoek Militairen is verricht, in overweging genomen. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was voor onzorgvuldig of onvolledig onderzoek en dat de rechtbank voldoende inzichtelijk had gemaakt hoe de invaliditeit was geschat aan de hand van de WPC-schaal. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. H.R. Geerling-Brouwer en mr. C.P.J. Goorden als leden, met E. Heemsbergen als griffier.