ECLI:NL:CRVB:2002:AN8455

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/3618 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Functiewaardering na reorganisatie en terugwerkende kracht

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van het Werkvoorzieningschap 'De Dommel' ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 1990 werkzaam was als Technisch Ontwerper, was in 1994 ingedeeld in schaal 8. Na een reorganisatie in 1998 werd zijn functie opnieuw beoordeeld en ingedeeld in schaal 9. Appellant stelde dat hij vanaf 1990 of 1994 in schaal 9 had moeten worden ingedeeld, en baseerde zich op toezeggingen van de directeuren en de stelling dat zijn werkzaamheden niet wezenlijk verschilden van die in de hogere schaal.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de peildatum voor de functiewaardering 1 juli 1998 was, en dat de gedaagde partij niet gehouden was om de indeling met terugwerkende kracht tot 1990 of 1994 te verlenen. De Raad bevestigde dat de eerdere indeling in schaal 8 rechtens vaststond en dat de nieuwe indeling in schaal 9 niet betekende dat de eerdere besluiten herzien moesten worden. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om de beslissing van gedaagde te weerleggen.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 26 september 2002.

Uitspraak

00/3618 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het Dagelijks Bestuur van het Werkvoorzieningschap "De Dommel", gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 mei 2000, nr. AWB 99/677 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend, waarna appellant nadere stukken heeft ingezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van 15 augustus 2002, waar appellant in persoon is verschenen. Gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. C.S.E.H. de Leeuw, werkzaam bij voormeld werkvoorzieningschap en
M.J.M.J. van Schijndel, voorheen werkzaam bij het werkvoorzieningschap.
II. MOTIVERING
1. Onder verwijzing overigens naar het in de aangevallen uitspraak gegeven overzicht van relevante feiten volstaat de Raad met het volgende.
1.1. Vanaf 1990 was appellant bij het werkvoorzieningschap werkzaam als Technisch Ontwerper. In 1994 is die functie als uitvloeisel van een functiewaardering in schaal 8 ingedeeld. Na de komst van een nieuwe directeur Industrie medio 1997 is besloten tot een andere aanpak met een sterker accent op techniek en is een nieuwe organisatiestructuur vastgesteld. In het kader daarvan is een standaardfunctie Technisch Ontwerper Industrie ingesteld, waarvan op 22 juli 1998 de beschrijving is vastgesteld. Die functie is na een vervolgens uitgevoerde functiewaardering in schaal 9 ingedeeld.
1.2. Bij besluit van 16 september 1998 is appellant met ingang van 1 juli 1998 in de functie van Technisch Ontwerper Industrie en in de daarbij behorende schaal 9 ingedeeld. Appellants heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt omdat hij bij dit besluit niet alsnog vanaf 1990 dan wel 1994 in schaal 9 was ingedeeld. Het bezwaar is bij het bestreden besluit van
21 december 1998 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Voor zijn opvatting dat hij alsnog vanaf 1990 dan wel 1994 in schaal 9 had moeten worden ingedeeld, beroept appellant zich op twee argumenten. Hij stelt dat zijn werkzaamheden als Technisch Ontwerper Industrie niet wezenlijk verschilden van de werkzaamheden die hij van 1990 tot 1998 als Technisch Ontwerper verrichtte en wijst voorts op in 1997 en 1998 door de directeur Industrie en de Algemeen directeur gedane toezeggingen. Gedaagde brengt hiertegen in dat aan eerstbedoelde functie hogere eisen werden gesteld en dat niet is toegezegd dat een eventuele hogere schaal met terugwerkende kracht tot 1990 of 1994 zou worden toegekend.
3.1. De Raad overweegt dat gedaagde bij de reorganisatie van 1998 als peildatum voor de uit te voeren functiewaarderingen de eerste dag van de maand heeft genomen, waarin de functiebeschrijvingen in het kader van de reorganisatie waren vastgesteld. Dit betekende dat in vrijwel alle gevallen, ook in appellants geval, 1 juli 1998 de peildatum voor de functie- waarderingen vormde. Gelet op die rechtens niet onhoudbare peildatum acht de Raad het evenmin onhoudbaar dat gedaagde aan de resultaten van de in augustus 1998 uitgevoerde functiewaarderingen terugwerkende kracht tot niet verder dan 1 juli 1998 heeft verleend.
3.2. De Raad kan niet inzien dat de door appellant aangevoerde omstandigheden gedaagde noopten hem in afwijking van voormelde gedragslijn met terugwerkende kracht tot 1990 of 1994 in schaal 9 in te delen. De Raad overweegt daartoe als volgt.
3.3.1. Appellants indeling in schaal 8 over de periode tot de reorganisatie stond in rechte vast. Appellant heeft tegen besluiten tot die indeling wel rechtsmiddelen aangewend, maar deze hebben geen succes gehad. In 1998 heeft gedaagde appellants functie opnieuw bezien. Dit geschiedde evenwel niet ter heroverweging van de eerdere rechtens onaantastbare besluiten, maar was gericht op een mogelijk hogere waardering van appellants functie in de aangepaste organisatie. Reeds daarom vloeide uit de omstandigheid dat appellants functie in de aangepaste organisatie inderdaad in een hogere schaal werd ingedeeld, niet voort dat gedaagde gehouden was van de eerdere rechtens onaantastbare besluiten terug te komen. In het midden kan blijven of de functie van Technisch Ontwerper Industrie al dan niet een (vrijwel) ongewijzigde voortzetting van de functie van Technisch Ontwerper vormde.
3.3.2. De directeur Industrie en de Algemeen directeur hebben in 1997 en 1998 aangegeven dat in het kader van de reorganisatie opnieuw naar het niveau van zijn functie zou worden gekeken en dat dit mogelijk tot een hogere schaal zou leiden. Voor de Raad is niet aannemelijk geworden dat appellant op grond van die uitlatingen mocht aannemen dat een eventuele hogere schaal met terugwerkende kracht tot 1990 of 1994 zou worden verleend.
4. Gelet op het vorenoverwogene houdt het bestreden besluit in rechte stand en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd. Nu de Raad geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt als volgt beslist.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. J.H. van Kreveld als voorzitter, en mr. R. Kooper en mr. C.P.J. Goorden als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.W. Loots als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 september 2002.
(get.) J.H. van Kreveld.
(get.) P.J.W. Loots.
Q