ECLI:NL:CRVB:2002:AJ9937
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- Th.G.M. Simons
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de startersaftrek in relatie tot de bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de startersaftrek in het kader van de bijstandsverlening aan appellante, die sinds juni 1987 een uitkering ontving op basis van de Algemene Bijstandswet (ABW). Appellante had in 1994 inkomsten uit een zelfstandig beroep als pedicure, die in mindering werden gebracht op haar uitkering. Na een belastingteruggave van f 4.882,-- in verband met de startersaftrek, besloot het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden tot terugvordering van dit bedrag. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit tot terugvordering, terwijl de rechtsgevolgen in stand werden gelaten.
In hoger beroep stelde de Centrale Raad van Beroep vast dat de belastingteruggave wegens startersaftrek niet kan worden aangemerkt als een vergoeding voor specifieke kosten, maar als inkomsten die in mindering moeten worden gebracht op de bijstandsverlening. De Raad verwees naar de relevante artikelen van de ABW en het Bijstandsbesluit landelijke normering (BLN) en concludeerde dat de startersaftrek een algemeen werkende belastingfaciliteit is, die niet onder de uitzonderingsbepalingen valt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet kon slagen.
De uitspraak benadrukt het belang van de startersaftrek in de beoordeling van de middelen van een bijstandsontvanger en bevestigt dat dergelijke belastingteruggaven als inkomsten moeten worden aangemerkt. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep.