ECLI:NL:CRVB:2002:AF1317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.D.M. van Diepenbeek
- G.L.M.J. Stevens
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de Raadskamer WUV inzake uitkering vervolgingsslachtoffers
In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij haar aanvraag voor een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 werd afgewezen. Eiseres, weduwe van een slachtoffer van vervolging tijdens de Japanse bezetting in het voormalige Nederlands-Indië, had in maart 1999 een aanvraag ingediend. De aanvraag werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat haar echtgenoot vervolging had ondergaan in de zin van de wet. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet gericht was tegen de niet-erkenning van haar echtgenoot, maar tegen haar eigen status als zelfvervolgde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 september 2002, waarbij eiseres niet aanwezig was. De Raad overweegt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in dit geval fatale termijnen zijn, en dat overschrijding daarvan leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij er sprake is van een aanvaardbare reden voor verschoonbaarheid. Eiseres had aangegeven dat de termijnoverschrijding het gevolg was van een bezoek aan haar kind, maar de Raad oordeelt dat deze reden niet voldoende is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Uiteindelijk verklaart de Raad het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De Raad benadrukt dat het aan de belanghebbende is om tijdig voorzieningen te treffen voor de beantwoording van poststukken, vooral bij langdurige afwezigheid.