ECLI:NL:CRVB:2002:AE9319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- D.J. van der Vos
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering Ziektewetuitkering na ziekmelding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een uitkering op basis van de Ziektewet toe te kennen. Appellante, die op 8 mei 2000 ziek werd na een uitzendovereenkomst bij een kwekerij, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van 22 augustus 2000 waarin haar werd medegedeeld dat zij geen recht had op een Ziektewetuitkering, omdat haar werkgever verplicht was haar loon door te betalen. De rechtbank Breda had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 10 september 2002 behandeld, maar appellante was niet verschenen. De Raad heeft de feiten en de eerdere uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De Raad bevestigde dat appellante recht had op loondoorbetaling door haar werkgever op basis van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat een werknemer recht heeft op 70% van het loon gedurende 52 weken bij ziekte. De Raad oordeelde dat de weigering van het Uwv om een Ziektewetuitkering toe te kennen terecht was, omdat er recht op loondoorbetaling bestond.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de Raad, met de griffier aanwezig. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 oktober 2002.