ECLI:NL:CRVB:2002:AE6365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bijzondere bijstand na brandschade
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 7 januari 2000 een eerdere afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond heeft bekrachtigd. Appellant had op 31 december 1997 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting en kleding, na schade door een brand op 24 december 1997. De aanvraag werd afgewezen op 19 maart 1998, omdat appellant niet had voldaan aan de verantwoordelijkheden voor zijn bestaan, onder andere door het verzwijgen van strafrechtelijke veroordelingen bij het aanvragen van een inboedelverzekering. De rechtbank oordeelde dat de geldlening van ƒ 5.000,-- die appellant had kunnen lenen, als een voorliggende voorziening moest worden beschouwd, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor bijstand.
Tijdens de zitting op 7 mei 2002 was appellant niet aanwezig, maar gedaagde werd vertegenwoordigd door J.B.F. van de Kerkhof. De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van mr. G.A.J. van den Hurk, heeft de zaak behandeld. De Raad concludeerde dat de aanvraag van appellant niet voor bijstandsverlening in aanmerking kwam, omdat de kosten van geleden schade niet onder de noodzakelijke kosten van het bestaan vallen volgens artikel 16 van de Algemene bijstandswet (Abw). De Raad oordeelde dat het besluit van 18 maart 1998 niet in stand kon blijven wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand moesten blijven. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,-- bedroegen, en moest de gemeente Helmond het griffierecht van € 102,10 vergoeden.