ECLI:NL:CRVB:2002:AE3749
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- R.M. van Male
- E.M.H. Hirsch Ballin
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van vervoersvoorzieningen op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, waarbij aan appellant, die een vervoersvoorziening had aangevraagd op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), een scootmobiel en een kostenvergoeding voor het opladen daarvan werd toegekend in plaats van de gewenste bruikleenauto. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Utrecht bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak. Appellant ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat de door appellant aangevraagde voorziening niet onder de zorgplicht van de gemeente viel, omdat het vervoer naar Emmeloord niet binnen de naaste woon- en leefomgeving van de gehandicapte lag. De Raad stelde vast dat er geen aanwijzingen waren dat de gemeenteraad van Amersfoort zijn verantwoordelijkheid voor vervoersvoorzieningen had uitgebreid tot bovenregionale bestemmingen. Ook was er geen sprake van een bijzonder geval waarin sociaal isolement of vervreemding zou optreden. De Raad bevestigde daarmee de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gemeente beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van voorzieningen.
De Raad concludeerde dat de aanvraag van appellant voor een bruikleenauto niet kon worden ingewilligd, omdat de Wvg en de gemeentelijke verordening geen aanspraak op de gevraagde voorziening boden. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 2 april 2002, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde.