ECLI:NL:CRVB:2002:AE3719
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijstandsuitkering en onderhuurkorting door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 1975 een bijstandsuitkering ontvangt. Appellant, eigenaar van een pand aan de [P.]straat, had een deel van zijn woning verhuurd. De gemeente Groningen, als gedaagde, had een korting van f 190,24 per maand op de bijstandsuitkering toegepast wegens onderverhuur. Appellant was het hier niet mee eens en had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen.
De Raad heeft vastgesteld dat de gemeente op goede gronden de korting had toegepast, conform artikel 10, eerste lid aanhef en onder b, van het Bijstandsbesluit landelijke normering (BLN). De Raad oordeelde dat het niet van belang is of de verhuur door de eigenaar of door de huurder van de woning plaatsvond. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de korting met terugwerkende kracht was toegepast, maar de Raad vond hiervoor geen steun in de gedingstukken.
De Raad benadrukte dat het bijstandsverlenend orgaan gerechtigd is om op basis van een herbeoordeling van het recht op bijstandsuitkering over een reeds verstreken periode tot intrekking of herziening over te gaan, mits dit niet in strijd is met enige regel van recht of algemeen rechtsbeginsel. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd diende te worden, en er waren geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellant.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bijstandsverlenende instanties om zorgvuldig om te gaan met de beoordeling van bijstandsuitkeringen, vooral in gevallen van verhuur en de bijbehorende kortingen.