ECLI:NL:CRVB:2002:AE2699
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsuitkering en dividenduitkeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin de toekenning van bijstandsuitkering onder de Algemene Bijstandswet (Abw) aan de orde is. Appellante ontving sinds 1 december 1996 een uitkering op basis van de Abw, maar na een verkeersongeval ontving zij een schadevergoeding die zij belegde in een obligatiedividendfonds en een aandelenfonds. Gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, besloot deze schadevergoeding niet als vermogen in aanmerking te nemen, wat leidde tot een geschil over de terugvordering van bijstandsuitkeringen over het jaar 1997.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 22 januari 2002, maar appellante en haar gemachtigde waren niet verschenen. Gedaagde was vertegenwoordigd door D.H.P.G. Buiting. De Raad oordeelde dat gedaagde het primaire besluit moest herroepen en een nieuw besluit op bezwaar moest nemen over de terugvordering van bijstandsuitkeringen, waarbij het bedrag van de dividenduitkeringen over 1997 in aanmerking moest worden genomen, na aftrek van de daarop ingehouden dividendbelasting.
De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank dat de dividenduitkeringen als middelen moesten worden aangemerkt en dat gedaagde niet meer kon terugvorderen dan het bedrag van de dividenduitkeringen. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante in hoger beroep, die werden begroot op € 322,--. De Raad benadrukte dat de dividenduitkeringen geen in dat lid uitgezonderde middelen waren en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de dividendopbrengsten uit een immateriële schadevergoeding niet konden worden uitgesloten van het middelenbegrip.