ECLI:NL:CRVB:2001:BR7006

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 augustus 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/3725 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het procesbelang in een hoger beroep inzake schadevergoeding voor gebrekkige douche-stoel

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door [C.B.], hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die haar beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland niet ontvankelijk verklaarde. De rechtbank oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij de beoordeling van het besluit, omdat zij ter zitting had verklaard dat het besluit juist was, maar dat zij schadevergoeding eiste voor de gebreken van een eerder verstrekte douche-stoel. Het College had eerder een douche-toiletstoel verstrekt op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten, maar na klachten van appellante werd een persoonsgebonden budget toegekend voor de aanschaf van een nieuwe douche-stoel.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen aandacht had besteed aan de gevolgen van de gebrekkige douche-stoel. De Raad oordeelde dat appellante ter zitting had bevestigd dat haar beroepsgronden niet gericht waren tegen de hoogte van het persoonsgebonden budget, maar dat het College gehouden was de geleden schade te vergoeden. Het College had echter aangegeven dat er geen verzoek om schadevergoeding was ingediend in de bezwaarfase.

De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om anders te oordelen dan de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 augustus 2011.

Uitspraak

10/3725 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[A.B.], wonende te Enkhuizen, wettelijk vertegenwoordigd door [C.B.] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 20 mei 2010, 09/230 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland (hierna: College)
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [C.B.] hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2011. Namens appellante is verschenen [C.B.]. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Siksma.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Bij besluit van 21 december 2006 heeft het College appellante een voorziening op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten toegekend. Op basis van een medisch advies van het adviesbureau Trompetter en Van Eeden, is daarbij aan appellante een douche-toiletstoel Revato 7719 verstrekt.
1.3. Naar aanleidingen van klachten van appellante over deze douche-stoel is de stoel aanvankelijk gerepareerd en heeft het College appellante bij besluit van 12 juni 2008 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning een persoonsgebonden budget toegekend aan te wenden voor een douche-stoel naar keuze.
1.4. Bij besluit van 18 november 2008 heeft het College het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 juni 2008 ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat een persoonsgebonden budget is toegekend voor de aanschaf van een douche-stoel ten bedrage van € 2.393,01. Tevens is aangegeven dat indien mocht blijken dat het persoonsgebonden budget niet volstaat om een adequate douche-stoel aan te schaffen, dit bedrag eventueel nog kan worden verhoogd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 18 november 2008 niet ontvankelijk verklaard op de grond dat appellante geen procesbelang heeft bij de beoordeling van het besluit van 18 november 2008. Appellante heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat het besluit van 18 november 2008 juist is, maar dat zij van het College schadevergoeding eist voor de gevolgen van de gebreken van de vorige douche-stoel.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd en aangegeven dat de rechtbank ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan de gevolgen van het feit dat voorheen een verkeerde douche-stoel is toegekend.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Appellante heeft ook ter zitting van de Raad bevestigd dat haar beroepsgronden niet zijn gericht tegen de hoogte van het door het College toegekende persoonsgebonden budget voor een aan te schaffen douche-stoel. Appellante heeft toegelicht dat het College ten onrechte voorbij is gegaan aan de gevolgen van het feit dat in 2006 een gebrekkige douche-stoel is verstrekt en dat het College gehouden is de hierdoor geleden schade te vergoeden. Het College heeft daarop aangegeven dat zij uit hetgeen door appellante in de bezwaarfase is aangevoerd niet heeft afgeleid dat sprake was van een verzoek om schadevergoeding in verband met de eerder toegekende douche-stoel. De Raad deelt deze conclusie. Het College heeft aangegeven dat op een dergelijk verzoek alsnog een besluit kan worden genomen.
4.3. Gelet hierop heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om in een andere zin dan de rechtbank te oordelen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J. Van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J. Van Dam.