ECLI:NL:CRVB:2001:BF3278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- M.M. van der Kade
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake wachtgeldverhoging voor deeltijd ambtenaar na invoering 36-urige werkweek
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle, die op 25 november 1998 haar beroep tegen een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ongegrond verklaarde. Appellante, die per 1 juli 1993 eervol ontslag had gekregen als ambtenaar bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, had verzocht om een verhoging van haar wachtgeld met terugwerkende kracht tot 1 januari 1997, naar aanleiding van de invoering van de 36-urige werkweek. De Minister had haar eerder een recht op wachtgeld toegekend voor de periode van 1 juli 1993 tot 1 maart 2006, maar had het verzoek om verhoging afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 22 maart 2001, waarbij appellante niet aanwezig was. De Raad oordeelde dat de invoering van de 36-urige werkweek niet als een wijziging van bezoldiging kan worden beschouwd, maar als een verkorting van de arbeidsduur met gelijkblijvende bezoldiging. Dit betekent dat de appellante geen recht had op een verhoging van haar wachtgeld, omdat de wijziging in de arbeidsduur niet leidde tot een wijziging in de bezoldiging zoals bedoeld in de relevante wetgeving.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen grond was voor een verhoging van het wachtgeld. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de Raad, en werd openbaar uitgesproken op 3 mei 2001. De Raad concludeerde dat appellantes beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak in stand bleef.