ECLI:NL:CRVB:2001:BB7978
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F.P. Zwart
- M.F. van Moorst
- T.L. de Vries
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking uitkeringen AAW en WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van betrokkene tegen de intrekking van haar uitkeringen op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). De intrekking vond plaats bij besluit van 26 augustus 1997, met ingang van 19 oktober 1997. De Arrondissementsrechtbank te Amsterdam heeft eerder, op 13 september 1999, het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het Lisv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. E. van den Bogaard.
Tijdens de zitting op 5 september 2001 heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak behandeld. Betrokkene voerde aan dat de bezwaarverzekeringsarts ten onrechte alleen dossieronderzoek heeft gedaan en niet aanwezig was bij de hoorzitting. De Raad oordeelt dat, hoewel de bezwaarverzekeringsarts niet aanwezig was, dit niet heeft geleid tot een schending van de zorgvuldigheid van de procedure. De Raad concludeert dat de medische grondslag van het besluit van het Lisv voldoende is onderbouwd en dat de geduide functies, die ook in deeltijd vervulbaar zijn, geschikt zijn voor betrokkene.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, behoudens de proceskostenveroordeling, en verklaart het inleidende beroep van betrokkene alsnog ongegrond. De Raad benadrukt dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde belastbaarheid van betrokkene niet overschrijdt, waardoor de functies als geschikt worden beschouwd. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2001.