ECLI:NL:CRVB:2001:AE8647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- J.C.F. Talman
- K. Zeilemaker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ontslag en bezwarenprocedure bij de Technische Universiteit Delft
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die werkzaam was bij de Centrale Bibliotheek van de Technische Universiteit Delft, tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage. Appellante was sinds 1975 in dienst en na een langdurige ziekte werd zij in augustus 1995 weer arbeidsgeschikt bevonden. Echter, na een gesprek op 1 augustus 1995, waarin de bedrijfsarts de onwenselijkheid van haar terugkeer naar de werkplek onderschreef, verleende gedaagde haar buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging. In januari 1996 werd appellante op non-actief gesteld en in april 1996 volgde haar eervol ontslag met een regeling voor een uitkering op basis van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel (BWOO).
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van gedaagde, maar deze zijn ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van gedaagde eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep handhaafde appellante haar bezwaren, met name tegen de gevolgde procedure en het optreden van de adviescommissie. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat gedaagde zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er aanleiding was voor het verlenen van buitengewoon verlof, gezien de verstoorde werkverhoudingen en het gebrek aan een passende functie voor appellante.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat gedaagde niet gehouden was tot een ruimere regeling dan de getroffen regeling, die appellante tot aan haar pensioendatum een uitkering garandeert. De Raad concludeerde dat appellante niet te kort was gedaan en dat de gedaagde bevoegd was om het ontslag te verlenen, gezien de omstandigheden en het gedrag van appellante. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de kosten van het geding niet voor vergoeding in aanmerking komen.