ECLI:NL:CRVB:2001:AE8526
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- R.M. van Male
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van financiële tegemoetkoming voor bovenregionaal vervoer onder de Wet voorzieningen gehandicapten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de financiële tegemoetkoming voor bovenregionaal vervoer aan appellante, die deze tegemoetkoming ontving op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG). De gemeente Delft heeft per 1 januari 1999 de eerder toegekende vergoeding van f 449,-- per kwartaal stopgezet, met een eenmalige tegemoetkoming van f 383,-- voor het jaar 1999. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de gemeente en later ook door de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. Appellante is in hoger beroep gegaan, bijgestaan door haar advocaat, mr. I. van Santbrink.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2001 heeft appellante haar situatie toegelicht. Ze heeft aangegeven dat haar sociale contacten voornamelijk buiten de regio liggen, wat haar in een sociaal isolement dreigt te brengen. De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar concludeert dat de beëindiging van de tegemoetkoming rechtmatig is. De Raad verwijst naar de relevante wetgeving en jurisprudentie, die stellen dat de gemeente niet verplicht is om een vervoersvoorziening te bieden die verder gaat dan deelname aan het maatschappelijk verkeer binnen het naaste woon- en leefmilieu.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante, ondanks haar bovenregionale contacten, voldoende sociale interactie heeft in haar woonplaats en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zorgplicht van de gemeente rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gemeente niet in gebreke is gebleven. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is dan ook om de eerdere uitspraak te bevestigen, zonder dat er termen zijn voor een vergoeding van proceskosten.