ECLI:NL:CRVB:2001:AB3068
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- T. Hoogenboom
- A. Beuker-Tilstra
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van de Staatssecretaris van Defensie voor schade na een dienstongeval
In deze zaak heeft appellant, een voormalig matroos der derde klasse bij de Koninklijke Marine, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de Staatssecretaris van Defensie voor schade die appellant heeft geleden na een ongeval op 5 augustus 1988, waarbij hij gewond raakte in een dienstauto. Appellant heeft gedaagde aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van dit ongeval en verzocht om schadevergoeding. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 26 april 2001, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. Wernik, en gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. M.C.J. Varkevisser-van den Brekel.
De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van gedaagde niet kan standhouden. Gedaagde had appellant in de gelegenheid moeten stellen om zijn schade nader te onderbouwen voordat het besluit werd genomen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat gedaagde de kosten van rechtsbijstand van appellant moet vergoeden. De Raad benadrukt dat de aansprakelijkheid van gedaagde niet alleen afhankelijk is van de exacte toedracht van het ongeval, maar ook van de vraag of gedaagde zijn verplichtingen als werkgever is nagekomen. De Raad concludeert dat gedaagde onvoldoende heeft aangetoond dat hij aan deze verplichtingen heeft voldaan, en dat appellant recht heeft op schadevergoeding voor het hem overkomen ongeval.
De Centrale Raad van Beroep beslist dat het bestreden besluit van 13 februari 1997 vernietigd wordt en dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal op f 2.820,- worden begroot, en moet de Staat der Nederlanden het griffierecht vergoeden dat appellant heeft betaald in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep.