ECLI:NL:CRVB:2001:AB0505
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- A.H. Huls
- R.M. van Male
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een indicatieorgaan voor zorg in het kader van de AWBZ
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante [A] tegen de Stichting Regionaal Indicatieorgaan 's-Hertogenbosch. Appellante heeft via haar echtgenoot [C] verzocht om zorg in de vorm van hulp bij gezinsverzorging, maar dit verzoek werd afgewezen door gedaagde op 7 december 1998. Na bezwaren van [C] werd er op 28 december 1998 een indicatie gesteld voor ondersteuning bij specifieke huishoudelijke werkzaamheden voor 3 uur per week, voor de duur van 4 weken. Appellante ging in beroep tegen deze indicatie, maar de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep niet-ontvankelijk op 9 november 1999. Hierop heeft [C] hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft zich in deze zaak de vraag gesteld of het advies van het indicatieorgaan moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeert dat het advies van het indicatieorgaan niet kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling. De Raad oordeelt dat gedaagde de bezwaren van appellante tegen het advies niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Dit leidt tot de vernietiging van de aangevallen uitspraak, behoudens de beslissing over de vergoeding van griffierecht.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit vernietigd en het inleidend bezwaar van appellante alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op f 288,90. De Raad heeft bepaald dat gedaagde het gestorte recht van f 170,-- aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 27 februari 2001.