ECLI:NL:CRVB:2000:ZB9028
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- D.J. van der Vos
- R.M. van Male
- Rechtspraak.nl
Weigering tegemoetkoming op grond van de TOG-regeling voor meervoudig gehandicapt kind
In deze zaak gaat het om de weigering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om een tegemoetkoming te verlenen aan A, de moeder van een meervoudig gehandicapt kind, op basis van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende meervoudig en ernstig lichamelijk gehandicapte kinderen (TOG-regeling). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de SVB tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank die de SVB had veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank had geoordeeld dat de SVB in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld door A geen tegemoetkoming te verlenen, terwijl andere ouders van kinderen met vergelijkbare handicaps wel een tegemoetkoming hadden ontvangen.
De Raad overweegt dat de SVB in haar besluit van 8 oktober 1998 had gesteld dat de dochter van A, C, niet voldeed aan de voorwaarden van de TOG-regeling, omdat zij niet blijvend was aangewezen op intensieve zorg. De Raad stelt vast dat er geen overtuigende argumenten zijn gepresenteerd die de SVB in staat stellen om aan te tonen dat C niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming. De Raad wijst erop dat de SVB niet heeft kunnen weerleggen dat andere kinderen met vergelijkbare handicaps wel een tegemoetkoming hebben ontvangen, wat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
De Raad concludeert dat het bestreden besluit van de SVB niet in stand kan blijven, omdat het in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de SVB in de proceskosten van A. De SVB moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van de uitspraak van de Raad.