ECLI:NL:CRVB:2000:ZB9006

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2000
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
00/3663 REA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake vergoeding van opleiding voor arbeidsgehandicapte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A tegen het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Appellant is in aanmerking gebracht voor vergoeding van de opleiding Algemene ondernemersvaardigheden, maar heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van gedaagde om hem niet direct een computer met ISDN-aansluiting toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het bezwaar van appellant ongegrond verklaarde. De Raad oordeelt dat de beslissing van gedaagde om appellant eerst de opleiding te laten volgen voordat verdere voorzieningen worden toegekend, gerechtvaardigd is. De Raad wijst erop dat de aanvraag van appellant voor een computer moet worden geplaatst in de context van zijn verlangen om als zelfstandige te werken. De Raad concludeert dat de toekenning van de vergoeding voor de opleiding terecht is gedaan op basis van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA). De Raad benadrukt dat de voorzieningen die aan arbeidsgehandicapten worden toegekend, moeten bijdragen aan het behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid. De Raad ziet geen reden om de zienswijze van gedaagde te weerleggen, gezien de rapportage van de consulent en de eerdere pogingen van appellant om als zelfstandige inkomsten te verwerven. De Raad besluit dat de beslissing over de toekenning van een computer pas aan de orde komt na het succesvol afronden van de opleiding.

Uitspraak

00/3663 REA
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
A, wonende te B, appellant,
en
het Landelijk instituut sociale verzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij brief van 18 november 1999 heeft gedaagde appellant in kennis
gesteld van het besluit waarbij hij in aanmerking is gebracht voor
vergoeding van de opleiding Algemene ondernemersvaardigheden via de
Rooi Pannen te Tilburg. Dit besluit is genomen op grond van het bij
en krachtens de Wet op de reïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet
REA) bepaalde.
Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft gedaagde bij
besluit van 1 maart 2000 (het bestreden besluit) ongegrond
verklaard.
De President van de Arrondissementsrechtbank te Breda heeft met
toepassing van het bepaalde in artikel 8:86, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij uitspraak van 23 mei 2000 het
tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr A. Schreurs, advocaat te Tilburg, tegen
deze uitspraak, voor zover daarbij het inleidend beroep ongegrond
is verklaard, hoger beroep ingesteld en de Raad op de bij het
beroepschrift (met bijlagen) aangevoerde gronden verzocht het hoger
beroep gegrond te verklaren en de aangevallen uitspraak te
vernietigen.
Gedaagde heeft bij schrijven van 28 augustus 2000 (met bijlagen)
van verweer gediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 12
september 2000, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan
door mr Schreurs, voornoemd, als
zijn raadsvrouw en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen
door mr H.J.A. Bos, werkzaam bij Gak Nederland B.V.
II. MOTIVERING
Voor een uitgebreide weergave van de voor dit geding van belang
zijnde feiten en omstandigheden en de van toepassing zijnde
regelgeving verwijst de Raad naar hetgeen daaromtrent gelet op de
gedingstukken met juistheid in de aangevallen uitspraak is vermeld.
Kortheidshalve vermeldt de Raad hier het volgende. Aan appellant
zijn met ingang van 22 mei 1992 uitkeringen ingevolge de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen toegekend naar een mate van
arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Vanuit de gedachte dat hij
de meeste kans zou maken om in het arbeidsproces te reïntegreren
met werk dat hij thuis zou kunnen verrichten, heeft appellant
gedaagde om toekenning van een computer met ISDN-aansluiting
verzocht om zich op deze nieuwe manier van werken te kunnen
oriënteren en scholing te volgen. In het kader van de
besluitvorming door gedaagde heeft P. Haest, als consulent werkzaam
bij Start Kans/Avo Arbeid, een haalbaarheidsonderzoek gedaan en een
scholingsplan opgesteld. Daarbij is naar voren gekomen dat
appellant voornemens was arbeid als zelfstandige te verrichten.
Geadviseerd werd appellant met het oog daarop een aantal
opleidingen te laten volgen en voorzieningen te verstrekken
(waaronder de gevraagde personal computer), maar daarbij een
rangorde aan te brengen, omdat uit de genoten vooropleiding
onmogelijk kon worden afgeleid dat appellant de opleidingen aankon.
Daarop is appellant bij primair besluit van 18 november 1999 op
grond van het bepaalde in artikel 22 van de Wet REA in aanmerking
gebracht voor de opleiding Algemene ondernemersvaardigheden en is
hem meegedeeld dat het vervolgtraject zou worden ingezet zodra deze
opleiding was afgerond.
In de verschillende fases van dit geding heeft appellant in het
bijzonder zich ertegen gekeerd dat hem niet al aanstonds een pc met
ISDN- en internetaansluiting is toegekend door gedaagde.
Bij het bestreden besluit heeft gedaagde zijn standpunt
gehandhaafd.
Bij de aangevallen uitspraak is het bestreden besluit in stand
gelaten. De Raad onderschrijft in grote lijnen de aan die
beslissing ten grondslag gelegde overwegingen en voegt daaraan nog
het volgende toe.
Gedaagde heeft de aanvraag van appellant om een pc met ISDN- en
internetaansluiting geplaatst tegen de achtergrond van diens
verlangen om met werkzaamheden in de zelfstandige uitoefening van
een bedrijf inkomsten te verwerven. De Raad heeft geen reden die
zienswijze van gedaagde voor onjuist te houden gelet op de hiervoor
al vermelde rapportage van de consulent P. Haest. Ook de
omstandigheid dat appellant al eerder als zelfstandige heeft
getracht met een bedrijf dat T-shirts bedrukte inkomsten te
verwerven wijst in die richting.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wet REA kan gedaagde aan
de arbeidsgehandicapte bedoeld in artikel 10 van die wet -waaronder
appellant- voorzieningen toekennen die strekken tot behoud of
herstel van de arbeidsgeschiktheid of die de arbeidsgeschiktheid
bevorderen. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat onder
voorzieningen als bedoeld in het eerste lid in ieder geval worden
verstaan: a. scholing of opleiding; b. voorzieningen die
noodzakelijk zijn voor het kunnen volgen van scholing of opleiding
als bedoeld in onderdeel a; c. (...).
De Raad merkt allereerst op dat de bij primair besluit van 18
november 1999 gedane toekenning van de vergoeding van
opleidingskosten voor de opleiding algemene ondernemersvaardigheden
door gedaagde terecht is gestoeld op het bepaalde in artikel 22 van
de Wet REA. Deze wettelijke bepaling is in de plaats getreden van
artikel 57, eerste lid, van de AAW (oud), waarbij aan de besturen
van de toenmalige bedrijfsverenigingen de bevoegdheid was toegekend
om zogeheten werkvoorzieningen te realiseren. De Raad heeft onder
de vigeur van die bepaling in vaste jurisprudentie als zijn
zienswijze kenbaar gemaakt dat het te ver voert om zonder meer en
onder alle omstandigheden een voorziening ten behoeve van het
volgen van onderwijs door een gehandicapte te beschouwen als een
voorziening tot behoud, herstel of ter bevordering van de
arbeidsgeschiktheid in de zin van artikel 57, eerste lid van de
AAW. Naar in 's Raads uitspraak van 8 oktober 1999, reg.nr. 99/3967
REA, ligt besloten kan vergoeding van de kosten, samenhangend met
een opleiding, als voorziening in de zin van deze bepaling, in
beginsel slechts aan de orde komen als daarvan met een redelijke
mate van zekerheid valt te verwachten dat daarmee een adequate
compensatie kan worden verkregen van het door de handicap
veroorzaakt of dreigend verlies aan verdiencapaciteit. De Raad ziet
geen reden dit uitgangspunt voor wat de toepassing van artikel 22
van de Wet REA betreft, te verlaten.
Het hiervoor overwogene in aanmerking nemend onderschrijft de Raad
de bij het bestreden besluit door gedaagde gehandhaafde keuze
appellant eerst de opleiding algemene ondernemersvaardigheden te
laten volgen en pas na het met succes doorlopen daarvan een
beslissing te nemen over het vervolg(opleidings)traject met de
noodzakelijke voorzieningen. Op grond van de daaromtrent in de
gedingstukken voorkomende gegevens kan immers niet staande worden
gehouden dat de vooropleiding van appellant en zijn werkervaring
voldoende uitzicht boden om als zelfstandig ondernemer te kunnen
functioneren en dat hij zonder meer in staat moest worden geacht
met succes de daarvoor noodzakelijke opleidingen te volgen. Ook
overigens acht de Raad de zienswijze van gedaagde dat de gevraagde
voorzieningen voor appellant geen reëel perspectief op verwerving
van een duurzaam verdienvermogen boden, voldoende onderbouwd door
de daarop betrekking hebbende vanwege gedaagde bijgebrachte
eenduidige onderzoeksbevindingen.
In het licht van voormeld vereiste dat de te treffen voorzieningen
een adequate compensatie moeten bieden voor het door de handicap
van appellant veroorzaakte verlies aan verdiencapaciteit, ziet de
Raad de bij het bestreden besluit door gedaagde gevolgde
stapsgewijze behandeling van appellants aanvraag derhalve de
(terughoudende) rechterlijke toetsing doorstaan. Terecht is er in
de aangevallen uitspraak op gewezen dat die benadering ook in het
belang van appellant is.
Ten slotte overweegt de Raad, in navolging van hetgeen daaromtrent
in de aangevallen uitspraak is overwogen, dat een beslissing over
de vraag of appellant op grond van het bepaalde in de Wet REA in
aanmerking kan komen voor een pc met ISDN- en internetaansluiting,
gelet op het hiervoor overwogene en in aanmerking genomen dat voor
het volgen van de opleiding algemene ondernemersvaardigheden de
beschikking over een pc thuis niet noodzakelijk is, eerst aan de
orde komt binnen de besluitvorming over het vervolgtraject, nadat
appellant deze opleiding met succes heeft afgerond.
Aan de partijen mede verdeeld houdende vraag of een eventuele
toekenning alsdan op grond van artikel 22 van de Wet REA dan wel in
verband met de toepassing van artikel 30 van die wet heeft plaats
te vinden, komt de Raad derhalve thans niet toe.
De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het
bepaalde in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr M.I. 't Hooft als voorzitter en
mr D.J. van der Vos en mr R.M. van Male als leden, in
tegenwoordigheid van A.H. Huls als griffier en uitgesproken in het
openbaar op 24 oktober 2000.
(get.) M.I. 't Hooft.
(get.) A.H. Huls.
AB