ECLI:NL:CRVB:2000:ZB9005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- E.W.F. Botenga
- D.J. van der Vos
- R.M. van Male
- Rechtspraak.nl
Herplaatsingssubsidie voor arbeidsgehandicapte werknemer en de toepassing van de Wet REA
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Stichting X, appellante, en het Landelijk instituut sociale verzekeringen, gedaagde, over de toekenning van een herplaatsingssubsidie op basis van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA). Appellante had een herplaatsingsbudget aangevraagd voor haar arbeidsongeschikte werknemer B, maar gedaagde had dit budget verlaagd op basis van de feitelijke herplaatsing van de werknemer. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Zutphen, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.
De Raad oordeelt dat de verlaagde subsidie niet in overeenstemming is met de wet. Artikel 16 van de Wet REA bepaalt dat de subsidie wordt verstrekt op basis van de dienstbetrekking zoals deze is aangegaan, en niet op basis van het aantal uren dat feitelijk is gewerkt na herplaatsing. De Raad concludeert dat appellante recht heeft op een herplaatsingssubsidie van f 7.111,11, zijnde 32/36 maal de oorspronkelijke subsidie van f 8.000,--. De Raad vernietigt het bestreden besluit en de eerdere uitspraak van de rechtbank, en bepaalt dat gedaagde de juiste subsidie moet uitbetalen, inclusief wettelijke rente en proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte toepassing van de wet en de rechten van werkgevers die arbeidsgehandicapte werknemers herplaatsen. De Raad stelt dat de wetgever een krachtige impuls heeft willen geven aan de integratie en reïntegratie van arbeidsgehandicapten, en dat de subsidie niet onterecht mag worden verlaagd op basis van een feitelijke herplaatsing die niet overeenkomt met de oorspronkelijke dienstbetrekking.