ECLI:NL:CRVB:2000:ZB9004
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- D.J. van der Vos
- R.M. van Male
- Rechtspraak.nl
Intrekking van financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten
In deze zaak gaat het om de intrekking van een financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten die aan appellante was toegekend op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG). Appellante, A, had in 1997 een verzoek ingediend voor een verhuiskostenvergoeding, welke aanvankelijk was goedgekeurd. Echter, in augustus 1997 werd haar meegedeeld dat deze tegemoetkoming werd ingetrokken omdat de gemeente Eindhoven haar een aantal aangepaste woningen had aangeboden die als adequater werden beschouwd. Appellante was het hier niet mee eens en maakte bezwaar tegen deze beslissing. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna appellante hoger beroep aantekende.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de intrekking van de financiële tegemoetkoming niet zorgvuldig was voorbereid. De Raad oordeelde dat de gemeente onvoldoende had onderbouwd waarom de woning aan de P-straat niet adequaat was, vooral gezien de medische adviezen die in de procedure naar voren waren gebracht. De Raad concludeerde dat de gemeente een nieuw besluit moest nemen, waarbij alle relevante omstandigheden in acht moesten worden genomen. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal f 3.195,-- bedroegen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen, vooral wanneer het gaat om de rechten van gehandicapten en de toekenning van voorzieningen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de gemeente opgedragen om opnieuw te beoordelen of de woning aan de P-straat geschikt was voor appellante, met inachtneming van alle relevante medische adviezen.