ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Ch.J.G. Olde Kalter
- R.M. van Male
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking uitkeringen AAW en WAO en reistijdseisen voor arbeidsongeschikte
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht, die de besluiten tot intrekking van de uitkeringen op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft vernietigd. De appellant, het Lisv, heeft de uitkeringen van gedaagde, A., ingetrokken op basis van de veronderstelling dat zij in staat was om licht werk te verrichten, ondanks haar medische klachten. De rechtbank oordeelde echter dat de besluiten niet deugdelijke motivering hadden en dat de reistijdseisen voor gedaagde niet in acht waren genomen. De deskundige, J.H. Postma, had vastgesteld dat gedaagde vanwege haar beperkingen maximaal een uur mocht reizen, wat niet overeenkwam met de door het Lisv voorgestelde functies. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de besluiten van het Lisv in strijd waren met de wetgeving, met name artikel 5 van de AAW en artikel 18 van de WAO. De Raad oordeelde dat het Lisv niet had aangetoond dat er voldoende functies waren die aan de reistijdseisen voldeden. De Raad veroordeelde het Lisv in de proceskosten van gedaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.