ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8921
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- B.M. van Leeuwen
- D.J. van der Vos
- R.M. van Male
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vergoeding van in vitro fertilisatiebehandeling onder de Ziekenfondswet
In deze zaak gaat het om de vraag of de kosten van een in vitro fertilisatie (IVF) behandeling, uitgevoerd in de Universitaire Vrouwenkliniek te Gent, vergoed kunnen worden onder de Ziekenfondswet (Zfw). Appellante, A, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Groningen, die de weigering van het OWM Regionaal Ziekenfonds Groningen U.A. om de kosten van de behandeling te vergoeden, heeft bevestigd. De gedaagde partij heeft geweigerd de kosten te vergoeden op de grond dat de behandeling geen verstrekking is in de zin van artikel 8 van de Zfw en het Verstrekkingenbesluit Ziekenfondsverzekering (Vb). De Commissie voor beroepszaken van de Ziekenfondsraad heeft in haar advies bevestigd dat de behandeling niet onder de vergoedingen valt, omdat IVF expliciet is uitgesloten van de aanspraak op niet-klinische specialistische hulp.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van appellante betoogd dat de gecombineerde ICSI- en TESE-behandeling noodzakelijk en doeltreffend is en dat de toestemming voor de behandeling niet geweigerd had mogen worden. Appellante heeft verwezen naar eerdere uitspraken van de Raad en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, waarin is gesteld dat vergoeding van kosten voor in een ander lidstaat ontvangen wettelijke prestaties een afdwingbaar recht is. De Raad heeft echter geoordeeld dat de behandeling in Gent niet kan worden aangemerkt als een verstrekking in de zin van de Zfw, omdat deze behandeling niet gebruikelijk is in Nederland en onvoldoende gevalideerd is door wetenschappelijk onderzoek.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien om de proceskostenveroordeling te vernietigen. De Raad concludeert dat de IVF-behandeling niet onder de wettelijke prestaties valt en dat er geen recht op vergoeding bestaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juli 2000.