ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8917
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.G. Treffers
- I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg
- R.M. van Male
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Algemene bijstandswet op een uitkering ineens van bijzonder weduwenpensioen
In deze zaak gaat het om de vraag of een uitkering ineens van een bijzonder weduwenpensioen moet worden aangemerkt als inkomen in de zin van artikel 47 van de Algemene bijstandswet (Abw). Appellante, A., had een uitkering op basis van de Abw en ontving op 1 mei 1997 een uitkering ineens van f 4.432,69 van het Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid. Deze uitkering werd door appellante volledig aangewend voor het aflossen van schulden. De gemeente Dongen, gedaagde, besloot dat de bijstandsverlening aan appellante met ingang van 1 juli 1997 in de vorm van een renteloze geldlening zou plaatsvinden, omdat de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg zou zijn van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Appellante ging hiertegen in beroep.
De rechtbank oordeelde dat de uitkering ineens als inkomen moest worden aangemerkt, omdat deze was bedoeld ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan. De Centrale Raad van Beroep bevestigde dit oordeel en voegde daaraan toe dat de noodzaak tot bijstandsverlening niet te maken had met de wijze waarop appellante het bedrag had besteed. De Raad oordeelde dat de gemeente Dongen ten onrechte de bijstandsverlening in de vorm van een geldlening had verleend, omdat er geen sprake was van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. De Raad vernietigde het besluit van de gemeente en oordeelde dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, rekening houdend met de ontvangen uitkering.
Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal f 2.840,-- bedroegen. De Raad gelastte ook de gemeente Dongen om het gestorte recht van appellante te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 juli 2000.