ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- M. Schiphorst
- H. Bolt
- R.P.Th. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Intrekking van uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) aan appellant A, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 juni 2000 uitspraak gedaan. De zaak is ontstaan na een besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) van 6 februari 1996, waarbij de aan appellant toegekende uitkering, die was gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 1 januari 1994 werd ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat de arbeidsongeschiktheid van appellant per die datum minder dan 25% was.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.J.B.M. Alkemade, heeft in hoger beroep aangevoerd dat het bestreden besluit niet kan standhouden, omdat het is gebaseerd op een onjuist maatmaninkomen en dat de resterende verdiencapaciteit op een ondeugdelijke grondslag is gebaseerd. De Raad heeft de zaak behandeld op 12 mei 2000, waarbij getuigen zijn gehoord.
De Raad heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het geding zich beperkt tot het arbeidskundig aspect van de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft vastgesteld dat de door gedaagde gevolgde benadering van het maatmaninkomen in beginsel kan dragen, maar dat er twijfel is gerezen over de omvang van de werkzaamheden van appellants echtgenote in het bedrijf. De Raad heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit een onvoldoende deugdelijke grondslag ontbeert, en heeft het besluit en de aangevallen uitspraak vernietigd. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant en is bepaald dat het griffierecht door gedaagde moet worden vergoed.