ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.G. Treffers
- G.A.J. van den Hurk
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor jongmeerderjarige inwonend bij schoonouders
In deze zaak heeft appellante, A, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 27 juli 1998. De Centrale Raad van Beroep behandelt de kwestie van bijzondere bijstand voor een jongmeerderjarige die inwonend is bij haar schoonouders. Appellante, geboren in 1976 en afkomstig uit Turkije, woonde samen met haar echtgenoot C. bij haar schoonouders. C. ontving een uitkering op basis van de Ziektewet, maar deze werd beëindigd vanwege zijn detentie. Appellante vroeg op 18 juli 1996 bijstand aan, maar kreeg aanvankelijk slechts een bijstandsbedrag dat overeenkwam met de norm voor alleenstaanden jonger dan 21 jaar. Dit leidde tot bezwaar en beroep, waarbij appellante stelde dat haar noodzakelijke kosten van het bestaan hoger waren dan de toegekende bijstand.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gemeente Gouda onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de werkelijke kosten van appellante. De Raad stelt vast dat de gemeente niet heeft gekeken naar de totale noodzakelijke kosten van levensonderhoud, inclusief kosten voor eten, drinken en kleding. De Raad wijst erop dat de gemeente bij de beoordeling van de bijstandsaanvraag rekening moet houden met de individuele situatie van de aanvrager en dat het stellen van een vast bedrag voor bijstand niet juist is. De Raad vernietigt het besluit van de gemeente en verplicht hen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de werkelijke kosten van appellante in aanmerking worden genomen.
Daarnaast wordt de gemeente Gouda veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op f 710,-- in beroep en f 1.420,-- in hoger beroep. De Raad gelast ook de gemeente om het gestorte recht van appellante te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van bijstandsaanvragen en de noodzaak om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de aanvrager.