ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8796
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. Haverkamp
- M.F. van Moorst
- T.L. de Vries
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Herziening van uitkeringen op grond van de AAW en WAO na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van uitkeringen van appellant, A, die in Spanje woont, op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 april 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De herziening van de uitkeringen vond plaats na een besluit van gedaagde, het Landelijk instituut sociale verzekeringen, dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van 1 november 1996 had vastgesteld op 35 tot 45%. Appellant was eerder 80 tot 100% arbeidsongeschikt verklaard na een hartinfarct in 1979, maar gedaagde baseerde de herziening op rapporten van verzekeringsgeneeskundige J. Biersteker en arbeidsdeskundige J.G. Grothe, die tot de conclusie kwamen dat appellant minder arbeidsongeschikt was dan eerder vastgesteld.
De Raad overwoog dat appellant geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die de eerdere conclusies van de verzekeringsgeneeskundige konden weerleggen. De Raad oordeelde dat de vastgestelde beperkingen van appellant juist waren en dat er geen aanleiding was voor een nieuw medisch onderzoek. Tevens werd de geschiktheid van de voorgehouden functies beoordeeld. De Raad concludeerde dat de functies van monteur loopwerken, inpakker en monteur koffiezetters passend waren voor appellant, ondanks zijn eerdere bezwaren. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en leden van de Raad, met de griffier aanwezig, en openbaar uitgesproken op 19 april 2000.