ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8772
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- J.C.F. Talman
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van buitenfunctiestelling en schadevergoeding in ambtenarenrechtelijke context
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van een besluit tot buitenfunctiestelling van een ambtenaar, gedaagde, die werkzaam was bij de politieregio X. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de Korpsbeheerder van de politieregio X tegen een eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Roermond. De Raad constateert dat gedaagde geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen het besluit tot buitenfunctiestelling, wat in beginsel de rechtmatigheid van dat besluit bevestigt. De Raad overweegt dat er alleen uitzonderingen zijn op deze regel als het bestuursorgaan de onrechtmatigheid van het besluit erkent of als er bijzondere omstandigheden zijn die het niet aan gedaagde kunnen worden tegengeworpen dat hij geen rechtsmiddel heeft aangewend.
De zaak ontstond na een onderzoek naar de declaraties van gedaagde, waarbij het vermoeden rees dat hij zich onrechtmatig had verrijkt. Na een schorsing en buitenfunctiestelling, die volgden op dit vermoeden, bleek er sprake te zijn van een persoonsverwisseling. De Korpsbeheerder trok het schorsingsvoorstel in en beëindigde de buitenfunctiestelling. Gedaagde verzocht om schadevergoeding voor de immateriële schade die hij had geleden door de onrechtmatige buitenfunctiestelling. De rechtbank oordeelde dat gedaagde recht had op schadevergoeding, maar de Raad is van mening dat gedaagde niet redelijkerwijs kon aannemen dat het besluit tot buitenfunctiestelling onrechtmatig was, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de rechtmatigheid van het besluit in twijfel trokken.
De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van gedaagde alsnog ongegrond. De Raad concludeert dat de Korpsbeheerder terecht het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen, omdat het besluit tot buitenfunctiestelling rechtmatig was. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsmiddelen in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet aanwenden daarvan.