ECLI:NL:CRVB:2000:AO7750

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/5705
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor kosten van begrafenis of crematie en het territorialiteitsbeginsel

In deze zaak gaat het om de aanvraag van bijzondere bijstand voor de kosten van de begrafenis en crematie van een overleden persoon, ingediend door de erven van de overledene. De aanvraag werd gedaan op 8 mei 1996 door mr. W.A. Nijman namens de twee kinderen van de overledene, die beiden in Duitsland wonen. De gemeente Veghel, als gedaagde, heeft de aanvraag afgewezen op 29 mei 1996, en deze afwijzing werd later gehandhaafd op 29 oktober 1996. De gemeente stelde dat de kosten van de begrafenis en crematie ten laste van de nalatenschap en de appellanten komen, en dat zij, als woonachtig in het buitenland, geen recht hebben op bijzondere bijstand op grond van het territorialiteitsbeginsel zoals vastgelegd in artikel 7 van de Algemene bijstandwet (Abw).

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 18 april 2000, waarbij de appellanten niet aanwezig waren. De Raad overweegt dat, ten tijde van de aanvraag, de overledene geen subject van bijstand meer was, aangezien zij op 4 maart 1996 was overleden. De Raad bevestigt dat de aanvraag van de appellanten betrekking heeft op kosten die hen ten laste komen, maar dat het territorialiteitsbeginsel hen uitsluit van het recht op bijstand. De Raad concludeert dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht ongegrond heeft verklaard, en bevestigt deze uitspraak.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door mr. J.G. Treffers als voorzitter, en mr. G.A.J. van den Hurk en mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans als leden, en is openbaar uitgesproken op 30 mei 2000.

Uitspraak

98/5705 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
de erven van wijlen [betrokkene], in leven laatstelijk verblijvende te [woonplaats] (Duitsland),
appellanten,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Veghel, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellanten heeft mr W.A. Nijman, wonende te Veghel, op bij het beroepschrift (met bijlagen) aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen een door de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch op 2 juni 1998 tussen partijen gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 18 april 2000, waar appellanten noch in persoon en - zoals schriftelijk was bericht - noch bij gemachtigde zijn verschenen en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door P.W.M. van der Kamp, werkzaam bij de gemeente Veghel.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is wijlen [betrokkene] (verder te noemen: betrokkene) op 4 maart 1996 in een ziekenhuis te Düsseldorf (Duitsland) overleden; in verband hiermee is de bijstandsuitkering die gedaagde haar in het verleden had toegekend, met ingang van 5 maart 1996 beëindigd. Betrokkene is op 11 maart 1996 te Heeze gecremeerd.
Op 8 mei 1996 heeft mr Nijman voornoemd namens appellanten, twee kinderen van betrokkene die beiden woonachtig zijn in Duitsland, bij gedaagde een aanvraag ingediend om toekenning van bijzondere bijstand ter zake van begrafenis-/crematiekosten ad f 6.797,79.
Gedaagde heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 29 mei 1996 zoals - na gemaakt bezwaar - gehandhaafd bij besluit van 29 oktober 1996, voorzover hier van belang onder overweging dat de kosten van de begrafenis/crematie van betrokkene ten laste van de nalatenschap en van appellanten komen en dat zij als woonachtig in het buitenland op grond van artikel 7 van de Algemene bijstandwet (Abw) geen recht op de gevraagde bijzondere bijstand hebben.
Namens appellanten is tegen het besluit van 29 oktober 1998 beroep bij de rechtbank ingesteld; ook hebben zij een beroep aanhanging gemaakt ter zake van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft bij de in rubriek I genoemde uitspraak van 2 juni 1998 het beroep, voorzover gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar, niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard. Inzake het beroep tegen het besluit van 29 oktober 1996 heeft de rechtbank - voorzover hier van belang - de zojuist weergegeven motivering van het bestreden besluit als juist onderschreven.
Appellanten kunnen zich in hoger beroep niet met die uitspraak verenigen, voorzover de ongegrondverklaring van het beroep betreffende.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Abw heeft recht op bijstand van overheidswege iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te vooorzien.
Ten tijde van de aanvraag van 8 mei 1996 was betrokkene ten gevolge van haar overlijden geen subject van bijstand. Die aanvraag dient dan ook geacht te worden namens appellanten te zijn gedaan en betrekking te hebben op kosten die ten laste van appellanten komen.
Aangezien appellanten in het buitenland wonen, staat het in artikel 7, eerste lid, van de Abw neergelegde territorialiteitsbeginsel eraan in de weg dat zij aanspraak kunnen maken op bijzondere bijstand met betrekking tot de kosten van de crematie van betrokkene.
Om dezelfde reden kunnen appellanten evenmin in aanmerking komen voor de ook aangevraagde bijzondere bijstand ter zake van de kosten, verbonden aan betrokkenes woning in Veghel over de maand april 1996.
Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het beroep namens appellanten terecht ongegrond heeft verklaard.
Die uitspraak dient derhalve, voorzover aangevochten, te worden bevestigd.
De Raad die, ten slotte, geen termen aanwezig acht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten.
Aldus gegeven door mr J.G. Treffers als voorzitter en mr G.A.J. van den Hurk en mr drs N.J. van Vulpen-Grootjans als leden, in tegenwoordigheid van I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2000.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) I.J.M. Peereboom-Nieuwenburg.